Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Frans Nederlands
  • le désastre = de ramp
  • le début = het begin
  • le voyage = de reis
  • rouler = rijden
  • l’horreur (f) = de verschrikking
  • la frontière = de grens
  • le péage = de tol
  • l’arrivée (f) = de aankomst
  • avoir mal au coeur = misselijk zijn
  • garer = parkeren
  • à cause de = vanwege
  • la sortie = de afrit
  • la déviation = de omleiding
  • pleurer = huilen
  • les travaux (m pl) = de wegwerkzaamheden
  • crier = schreeuwen
  • le bouchon = de file
  • l’aventure (f) = het avontuur
  • le départ = het vertrek
  • prendre un ticket = een kaartje nemen
  • le panneau = het (verkeers)bord
  • quitter = verlaten
  • la route = de weg
  • sortir = uitgaan, naar buiten gaan
  • la station-service = het tankstation
  • le retour = de terugkeer, terugreis