Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Frans Nederlands
  • quinze jours = twee weken
  • dormir = slapen
  • l’avantage (m) = het voordeel
  • bronzer = bruin worden
  • la randonnée = de wandeltocht
  • profiter de = genieten van
  • revenir = terugkomen
  • faire de l’escalade = klimmen
  • c’était (être) = het was
  • plein de = vol(op), vol van
  • non plus = ook niet
  • j’avais (avoir) = ik had
  • le sentier = het pad
  • tout le temps = de hele tijd
  • louer = huren
  • bref = kortom
  • les jeunes (m pl) = de jongeren
  • l’étranger (m) = het buitenland
  • rester = blijven
  • la montagne = de bergen, het gebergte
  • rencontrer = ontmoeten
  • faire du camping = kamperen
  • la tente = de tent
  • se baigner = zwemmen
  • le soleil = de zon