Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Frans Nederlands
  • un endroit = een plek
  • décider = beslissen
  • ne ... personne = niemand
  • partir à la recherche de = op onderzoek uitgaan naar
  • le danger = het gevaar
  • aucun = geen enkel
  • l’histoire (f) = het verhaal
  • amusant = grappig
  • survivre = overleven
  • la vie = het leven
  • un jour = op een dag
  • un sourire = een glimlach
  • stupide = stom
  • le placard = de kast
  • il entend (entendre) = hij hoort (horen)
  • compliqué = ingewikkeld
  • recommander = aanraden
  • malheureux, malheureuse = ongelukkig
  • avoir du mal avec = moeite hebben met
  • car = want
  • le personnage principal = de hoofdpersoon
  • personnellement = persoonlijk
  • timide = verlegen
  • mauvais = slecht
  • la fin = het einde