Library

Woordenlijsten Library

Hier vind je de woordenlijsten van Library van Eisma. Leer de woordjes makkelijk met Wozzol.

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Engels Nederlands
  • bridge = brug
  • castle = kasteel
  • country = land
  • countryside = platteland
  • danger = gevaar
  • dragon = draak
  • end of the road = einde van de weg
  • the king = de koning
  • kingdom = koninkrijk
  • the brave knight = de dappere ridder
  • a magic mirror = een magische spiegel
  • a note = een bericht, briefje
  • old oak = oude eik
  • pain = pijn
  • potions = toverdrankjes
  • a mysterious shield = een mysterieus schild
  • treasures = schatten
  • woodcutter = houthakker
  • be afraid of = bang zijn voor
  • to be afraid of

    bang zijn voor

  • (to) be asleep = slapen
  • (to) fight = vechten
  • get past = voorbij komen
  • to get past

    voorbij komen

  • give directions = de weg wijzen
  • to give directions

    de weg wijzen

  • go on a quest = op een zoektocht gaan
  • to go on a quest

    op een zoektocht gaan

  • (to) guard = bewaken
  • (to) hurt = pijn doen
  • (to) keep safe = beschermen
  • (to) know = weten
  • (to) save = redden
  • show the way = de weg wijzen
  • to show the way

    de weg wijzen

  • (to) talk = praten
  • were stolen = werden gestolen
  • afraid = bang
  • dangerous = gevaarlijk
  • first = eerste
  • good afternoon = goedemiddag
  • hungry = hongerig
  • invisible = onzichtbaar
  • nobody = niemand
  • on the right = rechts
  • on the right side = aan de rechterkant
  • poor = arm
  • second = tweede
  • straight on = rechtdoor
  • third = derde
  • turn right = ga rechts af
  • He saved the enchanted chest. = Hij redde de betoverde kist.
  • How was the journey? = Hoe was de reis?
  • Please, be careful! = Wees alsjeblieft voorzichtig!
  • The dragon guards its lair. = De draak bewaakt zijn hol.
  • What is important? = Wat is belangrijk?
  • When does this end? = Wanneer is dit afgelopen?
  • Where is the ogre? = Waar is de trol?
  • Who is rich? = Wie is rijk?
  • Why are the people happy? = Waarom is het volk blij?