Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Engels Nederlands
  • actor = acteur
  • assignment = opdracht
  • athlete = topsporter
  • biology = biologie
  • break = pauze
  • chef = chef, topkok
  • classmate = klasgenoot
  • company = bedrijf
  • dentist = tandarts
  • designer = ontwerper
  • diary = agenda, dagboek
  • director = directeur
  • engineer = ingenieur
  • factory = fabriek
  • homework = huiswerk
  • in charge of = belast met
  • languages = talen
  • nurse = verpleegkundige
  • physical education (PE) = gymnastiek
  • police officer = politieagent
  • secondary school = middelbare school
  • subject = vak
  • timetable = rooster
  • vet = dierenarts
  • to attend classes = lessen bijwonen
  • to do a test = een toets maken
  • to perform = uitvoeren, optreden
  • I am interested in ... = Ik ben geïnteresseerd in ...
  • I want to be ... = Ik wil ... worden
  • My next class is ... = Mijn volgende les is ...
  • to be 'it' = hem zijn (bij tikkertje)
  • to freeze = verstijven, stilstaan
  • future = toekomst
  • past = verleden