Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Engels Nederlands
  • Telephones are a big part of our lives. = Telefoons zijn een belangrijk deel van ons leven.
  • I used the phone once a week. = Ik gebruikte de telefoon één keer per week.
  • When it rang, it was a big event = Als er werd gebeld, was dat een belangrijke gebeurtenis.
  • Do you know who was calling? = Weet je wie er belde?
  • The telephone was plugged into the wall. = De telefoon zat met een stekker in de muur.
  • These days, everyone has a phone. = Tegenwoordig heeft iedereen een telefoon.
  • Some people even have more than one. = Sommige mensen hebben er zelfs meer dan één.
  • Every six months, they get a new one. = Elke zes maanden kopen ze een nieuwe.
  • When a new model comes out. = Als er een nieuw model uitkomt.
  • They are devices with lots of features. = Het zijn apparaten met heel veel functies.
  • Personally, I don't have a smartphone anymore. = Zelf heb ik geen smartphone meer.
  • I can use it to text and to make calls. = Ik kan hem gebruiken om te sms'en en te bellen.
  • It's a lot less stressful! = Het is veel minder stressvol!
  • I would like a phone with navigation. = Ik zou een telefoon willen met navigatie.
  • From today, dialing 999 won't get you the emergency services. = Vanaf vandaag is 999 niet meer het alarmnummer.
  • So remember the new number. = Dus onthoud het nieuwe nummer.
  • Hello, is this the emergency services? = Hallo, is dit het alarmnummer?
  • To which country am I speaking then? = Met welk land spreek ik dan?
  • Looking forward to hearing from you. = Ik kijk uit naar uw antwoord.