Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Engels Nederlands
  • murder = moord
  • murder is killing someone.

    moord is iemand doden.

  • kidnapping = ontvoering
  • The kidnapping shook the whole town.

    De ontvoering schokte de hele stad.

  • burglary = inbraak
  • There was a burglary at the bank, they took one million dollars.

    Er was een inbraak bij de bank, ze hebben één miljoen dollar meegenomen.

  • pickpocketing = zakkenrollen
  • The thief got caught pickpocketing.

    De dief werd gepakt tijdens het zakkenrollen.

  • arson = brandstichting
  • Starting a fire is called arson.

    Een brand starten heet brandstichting.

  • rape = verkrachting
  • hijacking = kaping
  • The hijacking of the plane happened years ago, but everybody is still scarred of planes.

    De kaping van het vliegtuig was jaren geleden, maar men is nog steeds bang van vliegtuigen.

  • fraud = fraude
  • He was sent to prison for fraud, after a swindle with insurrance money.

    Hij moest naar de gevangenis voor fraude, voor een zwendelzaak met verzekeringsgeld.

  • theft = diefstal
  • Bicycle theft has increased.

    Fietsen diefstal is toegenomen.

  • manslaughter = doodslag
  • smuggling = smokkelen
  • They were caught smuggling all kinds of drugs.

    Ze waren opgepakt tijdens het smokkelen van drugs.

  • shoplifting = winkeldiefstal
  • She had to pay a fine after shoplifting.

    Ze moest een boete te betalen voor winkeldiefstal.

  • burglary = inbraak
  • After the burglary it turned out only his television was stolen.

    Na de inbraak bleek dat alleen zijn televisie was gestolen.