EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Engels
Stercollectie
Health and welfare - lj2
Health and welfare - vmbo12 - Thema 13 - Blok 2
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Engels
Nederlands
You're just a dentist.
=
Je bent maar een tandarts.
Your mouth tells us a lot about your body.
=
Je mond vertelt ons een hoop over je lichaam.
A dentist sees his patients twice a year.
=
Een tandarts ziet zijn patiƫnten twee keer per jaar.
I catch problems before they occur.
=
Ik signaleer problemen voordat ze zich voordoen.
A dentist is in charge of the most important part of your body.
=
Een tandarts is verantwoordelijk voor het belangrijkste onderdeel van je lichaam.
Your dental health determines your overall health.
=
Je gebitsgezondheid bepaalt je algehele gezondheid.
I have a bit of a toothache.
=
Ik heb een beetje kiespijn.
That doesn't sound good.
=
Dat klinkt niet best.
You should go to a dentist.
=
Je moet naar de tandarts gaan.
I'll brush my teeth really well.
=
Ik ga mijn tanden heel goed poetsen.
A toothache usually doesn't go away on its own.
=
Kiespijn gaat meestal niet vanzelf weg.
It'll only get worse.
=
Het gaat alleen maar erger worden.
I hate going to the dentist.
=
Ik heb een hekel aan naar de tandarts gaan.
I had a cavity.
=
Ik had een gaatje.
I don't want to go through that again.
=
Ik wil dat niet nog een keer doormaken.
The health of your teeth is really important.
=
De gezondheid van je tanden is erg belangrijk.
Nobody likes going to the dentist.
=
Niemand vindt het leuk om naar de tandarts te gaan.
Don't postpone making an appointment.
=
Stel het maken van een afspraak niet uit.
Take some paracetamol for the pain.
=
Neem wat paracetamol in voor de pijn.