Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Engels Nederlands
  • You're just a dentist. = Je bent maar een tandarts.
  • Your mouth tells us a lot about your body. = Je mond vertelt ons een hoop over je lichaam.
  • A dentist sees his patients twice a year. = Een tandarts ziet zijn patiĆ«nten twee keer per jaar.
  • I catch problems before they occur. = Ik signaleer problemen voordat ze zich voordoen.
  • A dentist is in charge of the most important part of your body. = Een tandarts is verantwoordelijk voor het belangrijkste onderdeel van je lichaam.
  • Your dental health determines your overall health. = Je gebitsgezondheid bepaalt je algehele gezondheid.
  • I have a bit of a toothache. = Ik heb een beetje kiespijn.
  • That doesn't sound good. = Dat klinkt niet best.
  • You should go to a dentist. = Je moet naar de tandarts gaan.
  • I'll brush my teeth really well. = Ik ga mijn tanden heel goed poetsen.
  • A toothache usually doesn't go away on its own. = Kiespijn gaat meestal niet vanzelf weg.
  • It'll only get worse. = Het gaat alleen maar erger worden.
  • I hate going to the dentist. = Ik heb een hekel aan naar de tandarts gaan.
  • I had a cavity. = Ik had een gaatje.
  • I don't want to go through that again. = Ik wil dat niet nog een keer doormaken.
  • The health of your teeth is really important. = De gezondheid van je tanden is erg belangrijk.
  • Nobody likes going to the dentist. = Niemand vindt het leuk om naar de tandarts te gaan.
  • Don't postpone making an appointment. = Stel het maken van een afspraak niet uit.
  • Take some paracetamol for the pain. = Neem wat paracetamol in voor de pijn.