Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Engels Nederlands
  • I‘ve hurt my leg. = Ik heb mijn been bezeerd.
  • When I do that it really hurts. = Als ik dat doe, doet het echt zeer.
  • It's getting worse I think. = Ik denk dat het erger wordt.
  • It might be something serious. = Het kan iets ernstigs zijn.
  • Have you been to the doctor's? = Ben je naar de dokter geweest?
  • You have to go to the doctor. = Je moet naar de dokter gaan.
  • It'll be OK in a couple of days, I'm sure. = Over een paar dagen is het weer oké, dat weet ik zeker.
  • My uncle is a General Practitioner. = Mijn oom is huisarts.
  • GPs help people with non-life-threatening conditions. = Huisartsen helpen mensen met niet-levensbedreigende aandoeningen.
  • A GP usually works in a local surgery. = Een huisarts werkt meestal in een lokale praktijk.
  • General Practitioners can treat most illnesses. = Huisartsen kunnen de meeste ziekten behandelen.
  • You have to make an appointment. = Je moet een afspraak maken.
  • In case of emergency, you should go to an emergency room. = In geval van nood moet je naar een eerstehulppost gaan.
  • A GP also makes house-calls. = Een huisarts gaat ook op huisbezoek.
  • He can also prescribe a prescription. = Hij kan ook een recept voorschrijven.
  • With your prescription you can go to the pharmacy. = Met je recept kan je naar de apotheek.