Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Engels Nederlands
  • Where would you like to go? = Waar wil je naartoe?
  • I'm going to the train station = Ik ga naar het station.
  • Can you take me to the airport, please? = Wilt u me naar het vliegveld brengen, aub?
  • Is it far from here? = Is het ver hier vandaan?
  • Excuse me, I'm looking for the busstop. = Pardon, ik zoek de bushalte.
  • Does this train stop at Manchester? = Stopt deze trein in Manchester?
  • A return ticket to Manchester, please. = Een retourtje naar Manchester, aub.
  • Have a good trip! = Goede reis!
  • Is it a direct train to London? = Gaat deze trein gelijk door naar Londen?
  • No, you have to change at Birmingham. = Nee, u moet in Birmingham overstappen.
  • At 4.15 pm, from platform 8. = Om 16.15 vanaf perron 8.
  • What time does the next train to London leave? = Hoe laat gaat de volgende trein naar Londen?
  • Here is your ticket and change. = Uw kaartje en uw wisselgeld, alstublieft.
  • Single or return, sir / madam? = Een enkeltje of een retourtje, meneer / mevrouw?
  • Here you are. = Alstublieft.