Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Engels Nederlands
  • complaint = klacht
  • Simon has a complaint about Todd.

    Simon heeft een klacht over Todd.

  • hand-held phone = mobieltje
  • Todd says he has a hand-held phone.

    Todd zegt dat hij een mobieltje heeft.

  • turn off = uitzetten
  • You have to turn off your mobile phones.

    Jullie moeten je mobiele telefoon uitzetten.

  • call me back = me terugbellen
  • Can you call me back?

    Kan je me terugbellen?

  • guilty = schuldig
  • He feels guilty about that.

    Hij voelt zich daar schuldig over.

  • land lines = vaste telefoons
  • Todd prefers land lines.

    Todd geeft de voorkeur aan vaste telefoons.

  • pretend = doen alsof
  • You can pretend you didn't hear the phone.

    Je kan doen alsof je de telefoon niet hebt gehoord.

  • pick up = op te nemen
  • You have to walk over and pick up the phone.

    Je moet er naartoe lopen om de telefoon op te nemen.

  • Obviously = Natuurijk
  • Obviously I have my website.

    Natuurijk heb ik mijn website.

  • disagree = oneens
  • Let's agree to disagree.

    Laten we het erover eens zijn dat we het oneens zijn.

  • overhear = toevallig gehoord
  • Did you overhear what he was saying?

    Heb je toevallig gehoord wat hij zei?

  • eavesdropping = afluisteren
  • Are you accusing me of eavesdropping?

    Beschuldig je mij van afluisteren?

  • exchange = gesprek
  • It was a very loud exchange about his friend.

    Het was een luid gesprek over zijn vriend.

  • within earshot = binnen gehoorbereik
  • I happened to be within earshot.

    Ik was toevallig binnen gehoorbereik.

  • distracting = afleidend
  • It was a distracting conversation.

    Het was een afleidend gesprek.

  • recruited = wierven
  • The researchers recruited 164 students.

    De onderzoekers wierven 164 studenten.

  • adjacent = aangrenzende
  • The students heard a conversation in an adjacent room.

    De studenten hoorden een gesprek in de aangrenzende kamer.

  • recall = herinnerd
  • How much did they recall of the conversation?

    Hoeveel hebben ze zich herinnerd van het gesprek?

  • annoying = irritant
  • I think this conversation is rather annoying.

    Ik vind dit gesprek nogal irritant.

  • Bystanders = omstanders
  • Bystanders only hear the half of the conversation.

    De omstanders horen maar de helft van het gesprek.