Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Engels Nederlands
  • forging money = geld vervalst
  • I've been forging money.

    Ik heb geld vervalst.

  • grand = ruggen
  • Hedgehog, have a hundred grand.

    Hedgehog, pak honderd ruggen aan. (a grand

  • note = briefje
  • Richie, have a fifteen pound note.

    Richie pak een briefje van 15 pond aan. (dit biljet bestaat niet, vandaar de misprint)

  • fiver = vijfje
  • Is that the Queen on the back of a fiver?

    Is dat de Queen op de achterkant van een vijfje?

  • tenner = tientje
  • What have you printed on the back of a tenner?

    Wat heb je op de achterkant van een tientje geprint?

  • forged money = vervalste geld
  • Let's go down the pub and see if the forged money works.

    Laten we naar de kroeg gaan om te kijken of het vervalste geld geaccepteerd wordt.

  • Looking after money = Met geld omgaan
  • Looking after money isn't easy.

    Met geld omgaan is niet makkelijk.

  • feel bad = ongelukkig voelen
  • Money makes many people feel bad.

    Geld maakt dat veel mensen zich ongelukkig voelen.

  • spending money = geld uitgeven
  • Some people worry about spending money.

    Sommige mensen maken zich zorgen over geld uitgeven.

  • They feel guilty = Ze voelen zich schuldig
  • They feel guilty when spending money on themselves.

    Ze voelen zich schuldig als ze geld voor zichzelf uitgeven.

  • saving my cash = mijn geld sparen
  • I'm really good at saving my cash.

    Ik ben heel goed in mijn geld sparen.

  • more generous = guller
  • Women are more generous with money.

    Vrouwen zijn guller met geld.

  • suffer from money problems = lijdt aan geldproblemen
  • I think you suffer from money problems.

    Ik denk dat je lijdt aan geldproblemen.

  • buy things on impulse = impulsief kopen
  • Shop want us to buy things on impulse.

    Winkels willen dat wij impulsief kopen.

  • checkout = kassa
  • Candies and chocolate are always by the checkout in supermarkets.

    In supermarkten liggen snoep en chocola altijd bij de kassa.

  • finances = financiĆ«n
  • Buying on impule can be bad for our finances.

    Impulsief kopen kan slecht zijn voor onze financiƫn.

  • bankrupt = failliet
  • When you spend too much money you can go bankrupt.

    Als je teveel geld uitgeeft kan je failliet gaan.