Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Engels Nederlands
  • divide = scheiding
  • There is an economic divide between the rich and the poor.

    Er is een economische scheiding tussen rijke en arme mensen

  • poverty = armoede
  • Lot's of research has been done on poverty.

    Er is veel onderzoek gedaan naar armoede.

  • Wealthy people = Rijke mensen
  • Wealthy people also use drugs.

    Rijke mensen gebruiken ook drugs.

  • income levels = inkomensniveau
  • Poor people have to work two jobs to reach similar income levels.

    Arme mensen moeten twee banen hebben om hetzelfde inkomensniveau te bereiken.

  • resources = middelen
  • Rich parents have resources to protect their kids.

    Rijke ouders hebben middelen om hun kinderen te beschermen.

  • inherit = erven
  • Rich kids can inherit the family business or wealth.

    Rijke kinderen kunnen het familiebedrijf of de rijkdom erven.

  • debt free = studieschuld
  • Rich kids can graduate from college debt free.

    Rijke kinderen kunnen afstuderen zonder studieschuld.

  • billionaire = miljonair
  • Milton Petrie was a billionaire from New York.

    Milton Petrie was een miljonair uit New York.

  • medical bills = ziektekosten
  • He paid for the old man's medical bills.

    Hij betaalde de ziektekosten van de oude man.

  • generous = royale
  • He sent generous checks to families who needed money.

    Hij zond royale cheques naar gezinnen die geld nodig hadden.

  • less fortunate = minder fortuinlijk
  • He wanted to help those less fortunate than himself.

    Hij wilde mensen helpen die minder fortuinlijk waren dan hij.

  • to make money = om geld te verdienen
  • I work hard to make money.

    Ik werk hard om geld te verdienen.

  • will = testament
  • His will was 120 pages long.

    Zijn testament was 12 bladzijden lang.

  • businessman = zakenman
  • Her father was a businessman.

    Haar vader was een zakenman.

  • stocks = aandelen
  • He taught her about stocks.

    Hij onderwees haar over aandelen.

  • bonds = obligaties
  • He also taught her about bonds.

    Hij onderwees haar ook over obligaties.

  • bank account = bankrekening
  • She opened her own bank account at the age of six.

    Toen ze 6 jaar was opende ze haar eigen bankrekening.

  • stinginess = vrekkigheid
  • Her stinginess was legendary.

    Haar vrekkigheid was legendarisch.