Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Engels Nederlands
  • I go to school early. = Ik ga vroeg naar school.
  • I go to school at … am. = Ik ga om … uur naar school.
  • I come home from school at … pm. = Ik kom om … uur thuis van school.
  • I like (subject). = Ik vind (schoolvak) leuk.
  • I don't like (subject). = Ik vind (schoolvak) niet leuk.
  • I am good at (subject). = Ik ben goed in (schoolvak).
  • I am bad at (subject). = Ik ben slecht in (schoolvak).
  • I get good marks in (subject). = Ik haal goede cijfers voor (schoolvak).
  • I'm in the first form (BrE). = Ik zit in de eerste klas (BrE).
  • I'm in first grade (AmE). = Ik zit in de eerste klas (AmE).
  • What is your favourite subject? = Wat is je favoriete schoolvak?
  • My favourite subject is French. = Mijn lievelingsvak is Frans.
  • I go to primary / secondary school. = Ik ga naar de basis- / middelbare school.
  • I go to school by bus. = Ik ga met de bus naar school.
  • I go to school by car. = Ik ga met de auto naar school.
  • I go to school by bike. = Ik ga met de fiets naar school.
  • I go to school on foot. = Ik ga te voet naar school.
  • When do you have P.E.? = Wanneer heb je gym?
  • I have P.E. on Tuesdays. = Ik heb gym op dinsdag.
  • I study -subjects- at school. = Ik heb les in -schoolvakken- op school.
  • How are your marks? = Hoe zijn je cijfers?
  • How is your timetable (today)? = Hoe is je lesrooster (vandaag)?
  • I have six lessons today. = Ik heb vandaag zes lessen.
  • We have lunch break from … to …. . = We hebben lunchpauze van …. tot … .
  • I go to a comprehensive school. = Ik zit op een scholengemeenschap.
  • I go to a boarding school. = Ik zit op een kostschool.
  • Have you got a pencil sharpener? = Heb je een puntenslijper?
  • Can I borrow your pencil sharpener? = Mag ik je puntenslijper lenen?
  • I've forgotten my workbook. = Ik ben mijn werkboek vergeten.
  • Please wipe the board. = Maak het bord aub even schoon.
  • Look the word up in a dictionary (please). = Zoek het woord in een woordenboek op (aub).
  • Use a dictionary = Gebruik een woordenboek
  • What does … mean? = Wat betekent …?
  • How do you say … in English? = Hoe zeg je … in English?
  • Can I go to the toilet? = Mag ik naar het toilet?