Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Engels Nederlands
  • attempts = pogingen
  • How many attempts did Jem make to fly?

    Hoeveel pogingen heeft Jem ondernomen om te vliegen?

  • runway = landingsbaan
  • The experiment is done on the runway.

    Het experiment is uitgevoerd op de landingsbaan.

  • wings = vleugels
  • The wings are curving as planned.

    De vleugels zijn gekromd zoals bedoeld.

  • fragile = kwetsbaar
  • The plane is very fragile.

    Het vliegtuis is erg kwetsbaar.

  • damage = schade
  • Fortunately there is no major damage.

    Gelukkig is er geen grote schade.

  • low speed = lage snelheid
  • Jem has little control over the airplane at low speed.

    Op lage snelheid heeft Jem weinig controle over het vliegtuig.

  • airfield = vliegveld
  • The airfield opens in an hour.

    Het vliegveld gaat over een uur open.

  • aviation pioneers = luchtvaartpioniers
  • The Wright brothers were two American aviation pioneers.

    De gebroeders Wright waren twee Amerikaanse luchtvaartpioniers.

  • invented = uitgevonden
  • They invented the first airplane.

    Ze hebben het eerste vliegtuig uitgevonden.

  • sustained = langdurige
  • They made the first sustained flight.

    Ze maakten de eerste langdurige vlucht.

  • fixed-wing aircraft = vliegtuig met vaste vleugels
  • They invented the fixed-wing aircraft.

    Ze hebben het vliegtuig met vaste vleugels uitgevonden.

  • to steer = besturen
  • Pilots were able to steer the aircraft.

    Piloten konden het vliegtuig besturen.

  • equilibrium = evenwicht
  • Pilots were able to maintain the plane's equilibrium.

    Piloten konden het vliegtuig in evenwicht houden.

  • aeronautical = luchtvaart
  • The brothers did a lot of aeronautical work.

    De broers hebben veel werk gedaan in de luchtvaart.

  • engines = machines
  • Others developed powerful engines.

    De anderen ontwikkelden krachtige machines.

  • vehicle = voertuig
  • They controlled the balance of an unstable vehicle.

    Ze konden een onstabiel voertuig in balans houden.

  • glider = zweefvliegtuigen
  • They conducted extensive glider test.

    Ze deden uitgebreide testen met zweefvliegtuigen.

  • in collaboration with = in samenwerking met
  • The brothers built the airplanes in collaboration with Charlie Taylor.

    De broers bouwden de vliegtuigen in samenwerking met Charlie Tayor.

  • self-taught = autodidacte
  • They were excellent self-taught engineers.

    Ze waren geweldige autodidacte werktuigbouwkundigen.