Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Engels Nederlands
  • Can I help you? = Kan ik u / je helpen?
  • Have you got this T-shirt in other colours? = Heeft u dit T-shirt in andere kleuren?
  • What size do you want? = Welke maat wilt u?
  • Can I try it on? = Mag ik hem passen?
  • The changing rooms are over there. = De paskamers zijn daarginds.
  • Have you got a bigger one? = Heeft u een grotere?
  • Have you got a smaller size? = Heeft u een kleinere maat?
  • I'll take it. = Ik neem hem.
  • Would you like to pay by credit card or with cash? = Wilt u met creditcard of contant betalen?
  • Here's your change and here's your receipt. = Hier is uw wisselgeld en hier is uw bonnetje.
  • I like shopping, but it depends who I go with. = Ik hou wel van winkelen, maar het hangt ervan af met wie ik ga.
  • She and I have very different tastes. = Zij en ik hebben een heel andere smaak.
  • I'd rather have one nice piece of clothing than three cheap things! = Ik heb liever één mooi kledingstuk dan drie goedkope dingen!
  • I've got a wardrobe full of clothes which I never wear. = Ik heb een kledingkast vol kleren die ik nooit draag.
  • My girlfriend knows exactly what suits me. = Mijn vriendin weet precies wat mij staat.
  • My mum buys the essentials for me: underwear, socks, coats. = Mijn moeder koopt de basisspullen voor me: ondergoed, sokken, jassen.
  • I don't have to deal with shop assistants. = Ik hoef niet om te gaan met winkelbedienden.
  • I just like shopping around for bargains. = Ik hou er gewoon van om op zoek te gaan naar koopjes.
  • I prefer second-hand clothes to the latest fashion. = Ik heb liever tweedehands kleren dan de nieuwste mode.
  • I often get compliments about my unique style! = Ik krijg vaak complimentjes over mijn unieke stijl!