EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Engels
Stercollectie
Holidays and travel - lj2
Holidays and travel - Blok 1 - vmbo12
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Engels
Nederlands
Last summer, I went to Paris.
=
Afgelopen zomer ben ik naar Parijs geweest.
Where did you go on holiday this summer?
=
Waar ben jij deze zomer op vakantie geweest?
I visited some friends.
=
Ik heb vrienden bezocht.
I did a lot of sightseeing.
=
Ik heb veel bezienswaardigheden bezocht.
We're going on holiday.
=
We gaan op vakantie.
The sun is always shining brightly.
=
De zon schijnt altijd fel.
The beach can be a quiet place.
=
Het strand kan een rustige plek zijn.
You can hear the noise of the gulls.
=
Je kunt de herrie van de meeuwen horen.
People are enjoying the sunshine.
=
Mensen genieten van de zon.
Some people go on holiday to foreign countries.
=
Sommige mensen gaan op vakantie naar het buitenland.
There is a campsite with tents and caravans.
=
Er is een camping met tenten en caravans.
I usually go climbing on the rocks.
=
Ik ga meestal klimmen op de rotsen.
I also study the little fish and sea animals.
=
Ik bestudeer ook de kleine visjes en zeedieren.
At school I am always surrounded by people.
=
Op school ben ik altijd omringd door mensen.
On the beach I can be on my own and think.
=
Op het strand kan ik mezelf zijn en nadenken.