EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Engels
Stercollectie
Holidays and travel - lj2
Holidays and travel - Blok 1 - hv12
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Engels
Nederlands
Last summer I went to a summer camp in the US.
=
Afgelopen zomer ben ik naar een zomerkamp in de VS geweest.
At camp, there is something for everyone.
=
Op kamp is er voor iedereen wat.
You can try new things all summer long.
=
Je kunt de hele zomer nieuwe dingen proberen.
Have you ever been to summer camp?
=
Ben jij ooit naar een zomer kamp geweest?
We're going on holiday.
=
We gaan op vakantie.
The sun is always shining brightly.
=
De zon schijnt altijd fel.
This particular beach is a quiet place.
=
Dit specifieke strand is een rustige plek.
You can hear the cries of the gulls.
=
Je kunt het geschreeuw van de meeuwen horen.
People are enjoying the sunshine.
=
Mensen genieten van de zon.
Some enjoy travelling to foreign countries.
=
Sommige mensen reizen graag naar het buitenland.
There is a campsite with tents and caravans.
=
Er is een camping met tenten en caravans.
I usually go climbing on the rocks.
=
Ik ga meestal klimmen op de rotsen.
I used to study the little fish and sea animals.
=
Ik bestudeerde de kleine visjes en zeedieren.
At school I am always surrounded by people.
=
Op school ben ik altijd omringd door mensen.
On the beach I can be on my own and think.
=
Op het strand kan ik mezelf zijn en nadenken.
Some people don't realise how beautiful the UK is.
=
Sommige mensen realiseren zich niet hoe mooi het Verenigd Koninkrijk is.
My parents found this place ages ago.
=
Mijn ouders hebben deze plek jaren geleden gevonden.
I swam in the clear blue water.
=
Ik zwom in het helder blauwe water.
We have a lovely view of the lighthouse.
=
We hebben een mooi uitzicht op de vuurtoren.
There are some beautiful beaches along the coast.
=
Er zijn mooie stranden langs de kust.
He likes to go on little adventures.
=
Hij vindt het leuk om op kleine avonturen te gaan.
Where did you go on holiday this summer?
=
Waar ben jij deze zomer op vakantie geweest?