Canterbury tales

Canterbury tales

Deze strip van Lük Bey is losjes gebaseerd op de klassieker 'Canterbury tales' van Geoffrey Chaucer. Een vermakelijk verhaal dat zich afspeelt in de middeleeuwen.
Start direct met lezen
Inhoudsopgave. 
De strip is ook te downloaden als iPad app. Met dank aan uitgeverij Bonte.

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Engels Nederlands
  • Sure = Natuurlijk
  • Sure! Adventure, heroism and romance happen to be my specialities.

    Natuurlijk! Avontuur, heldendom en romantiek zijn toevallig mijn specialiteiten!

  • Adventure = Avontuur
  • Sure! Adventure, heroism and romance happen to be my specialities.

    Natuurlijk! Avontuur, heldendom en romantiek zijn toevallig mijn specialiteiten!

  • heroism = heldendom
  • Sure! Adventure, heroism and romance happen to be my specialities.

    Natuurlijk! Avontuur, heldendom en romantiek zijn toevallig mijn specialiteiten!

  • romance = romantiek
  • Sure! Adventure, heroism and romance happen to be my specialities.

    Natuurlijk! Avontuur, heldendom en romantiek zijn toevallig mijn specialiteiten!

  • specialities = specialiteit
  • Sure! Adventure, heroism and romance happen to be my specialities.

    Natuurlijk! Avontuur, heldendom en romantiek zijn toevallig mijn specialiteiten!

  • dirty = gore
  • Your specialities are dirty jokes and toilet humour, you filthy drunk!

    Jouw specialiteiten zijn gore moppen en onderbroekenlol dronkenlap!

  • jokes = moppen
  • Your specialities are dirty jokes and toilet humour, you filthy drunk!

    Jouw specialiteiten zijn gore moppen en onderbroekenlol dronkenlap!

  • toilet humour = onderbroekenlol
  • Your specialities are dirty jokes and toilet humour, you filthy drunk!

    Jouw specialiteiten zijn gore moppen en onderbroekenlol dronkenlap!

  • squire = schildknaap
  • The knight and his squire go on a journey.

    De ridder en zijn schildknaap gaan op reis.

  • story = verhaal
  • As it happens, I know this great story...

    Toevallig ken ik een geweldig verhaal...

  • bad = slecht
  • Hm... not a bad idea,

    Hm.... geen slecht idee.

  • idea = idee
  • Hm... not a bad idea,

    Hm.... geen slecht idee.

  • Alright = Al goed
  • Alright, go ahead.

    Al goed, ga je gang.

  • go ahead = ga je gang
  • Alright, go ahead.

    Al goed, ga je gang.

  • I used to be = Ik was vroeger
  • I used to be a carpenter before I became a reeve.

    Ik was vroeger een timmerman, voordat ik rentmeester werd.

  • carpenter = timmerman
  • Once there was a stupid carpenter...

    Er was eens een stomme timmerman ...

  • before = voordat
  • I used to be a carpenter before I became a reeve.

    Ik was vroeger een timmerman, voordat ik rentmeester werd.

  • ridicule = bespotten
  • I will not have you ridicule my old profession, miller!

    Ik verbied je met mijn oude beroep te bespotten, molenaar!

  • profession = beroep
  • I will not have you ridicule my old profession, miller!

    Ik verbied je met mijn oude beroep te bespotten, molenaar!

  • miller = molenaar
  • A miller is a person who owns or operates a mill.

    Een molenaar is een persoon die eigenaar is van of werkt in een molen.

  • carpenter = timmerman
  • Once there was a stupid carpenter...

    Er was eens een stomme timmerman ...

  • stupid = stom
  • I made a stupid mistake.

    Ik maakte een stomme fout.

  • as you wish = zoals je wilt
  • Sigh... as you wish. I'll start over.

    Zucht.. zoals je wilt. Ik begin opnieuw.

  • Reeve = rentmeester
  • Reeve is an old name for a steward.

    rentmeester

  • stupid = stom
  • I made a stupid mistake.

    Ik maakte een stomme fout.

  • once = eens
  • once there was a stupid carpenter...

    Er was eens een stomme timmerman ...

  • fun = plezier
  • He was ill. Consequently, he had no fun.

    Hij was ziek. Vandaar had hij geen plezier.

  • Calm down = Kalm aan
  • Calm down, man! It's only a story!

    Kalm aan! Het is maar een verhaal!

  • only = maar
  • Calm down, man! It's only a story!

    Kalm aan! Het is maar een verhaal!

  • story = verhaal
  • Calm down, man! It's only a story!

    Kalm aan! Het is maar een verhaal!

  • out of the way = uit de weg
  • Please get out of the way.

    Ga alstublieft uit de weg.

  • next = volgende
  • You are next.

    Jij bent de volgende.

  • miller = molenaar
  • A miller is a person who owns or operates a mill.

    Een molenaar is een persoon die eigenaar is van of werkt in een molen.

  • tale = verhaal
  • Meanwhile, a fourth character in this tale comes outside.

    Ondertussen komt buiten, een vierde personage in dit verhaal.

  • beautiful = prachtig
  • Oswald the reeve had a beautiful wife, Emily... I mean, Alison.

    Rentmeester Oswald had een prachtige echtgenote Emily ... ik bedoel, Alison.

  • reeve = Rentmeester
  • Oswald the reeve had a beautiful wife, Emily... I mean, Alison.

    Rentmeester Oswald had een prachtige echtgenote Emily ... ik bedoel, Alison.

  • wife = echtgenote
  • Oswald the reeve had a beautiful wife, Emily... I mean, Alison.

    Rentmeester Oswald had een prachtige echtgenote Emily ... ik bedoel, Alison.

  • I mean = ik bedoel
  • Oswald had a beautiful wife, Emily... I mean, Alison.

    Oswald had een prachtige echtgenote Emily ... ik bedoel, Alison.

  • my husband = mijn man
  • Too bad my husband has the keys to the bedroom.

    Jammer dat mijn man de sleutels van de slaapkamer heeft.

  • I mean = ik bedoel
  • Oswald had a beautiful wife, Emily... I mean, Alison.

    Oswald had een prachtige echtgenote Emily... ik bedoel, Alison.

  • catches = betrapt
  • What if my husband catches us?

    Wat als mijn man ons betrapt?

  • wait = wachten
  • I can wait no longer, Alison! I must have you, tonight.

    Ik kan niet meer wachten Alison! Ik moet je krijgen, vannacht.

  • must = moet
  • I can wait no longer, Alison! I must have you, tonight.

    Ik kan niet meer wachten Alison! Ik moet je krijgen, vannacht.

  • Tonight = Vannacht
  • A flood! Tonight the entire world will be flooded with water again!

    Een overstroming! Vannacht wordt de hele wereld opnieuw overspoeld met water!

  • deluge = zondvloed
  • The deluge!

    De zondvloed!

  • deluge = zondvloed
  • The deluge!

    De zondvloed!

  • second = tweede
  • My second husband was all right, but the third one... dear oh dear!

    Mijn tweede echtgenoot, dat ging wel, maar mijn derde ... holala !

  • second = tweede
  • My second husband was all right, but the third one... dear oh dear!

    Mijn tweede echtgenoot, dat ging wel, maar mijn derde ... holala !

  • entire = hele
  • A flood! Tonight the entire world will be flooded with water again!

    Een overstroming! Vannacht wordt de hele wereld weer overspoeld met water!

  • world = wereld
  • Lewis races all over the world.

    Lewis wedloopt over de hele wereld

  • again = opnieuw
  • A flood! Tonight the entire world will be flooded with water again!

    Een overstroming! Vannacht wordt de hele wereld opnieuw overspoeld met water!

  • Tonight = Vannacht
  • A flood! Tonight the entire world will be flooded with water again!

    Een overstroming! Vannacht wordt de hele wereld opnieuw overspoeld met water!

  • flood = overstroming
  • It's... it's the flood! No time to lose!

    Het is.. Het is de overstroming! Geen tijd te verliezen!

  • Reeve = rentmeester
  • Reeve is an old name for a steward.

    rentmeester

  • evening = avond
  • It was a warm summer evening.

    Het was een warme zomeravond.

  • calculations = berekeningen
  • here are my calculations.

    hier zijn mijn berekeningen.

  • smart fellow = slimmerik
  • Nicholas is a pretty smart fellow. What if it's true?

    Nicholas staat bekend als een slimmerik. Als het nu eens waar is?

  • true = waar
  • any enquiries regarding this true story may be directed towards Huberd.

    voor inlichtingen betreffende dit waargebeurde verhaal verwijs ik jullie naar Huberd.

  • terrible = vreselijk
  • But that's terrible! We must warn the count immediately!

    Maar dat is vreselijk! We moeten meteen de graaf waarschuwen!

  • must = moeten
  • But that's terrible! We must warn the count immediately!

    Maar dat is vreselijk! We moeten meteen de graaf waarschuwen!

  • immediately = meteen
  • But that's terrible! We must warn the count immediately!

    Maar dat is vreselijk! We moeten meteen de graaf waarschuwen!

  • warn = waarschuwen
  • But that's terrible! We must warn the count immediately!

    Maar dat is vreselijk! We moeten meteen de graaf waarschuwen!

  • nothing = niets
  • ... and if nothing happens, at least no-one will know about this.

    ... en als er niets gebeurt weet tenminste niemand hier van af.

  • happens = gebeurd
  • ... and if nothing happens, at least no-one will know about this.

    ... en als er niets gebeurt weet tenminste niemand hier van af.

  • no-one = niemand
  • realizing that no-one was taking him seriously, the humiliated friar gave up.

    toen hij begreep dat niemand hem serieus nam, droop de pater vernederd af.

  • at least = tenminste
  • ... and if nothing happens, at least no-one will know about this.

    ... en als er niets gebeurt weet tenminste niemand hier van af.

  • darling = liefste
  • Ssh, darling, don't wake your husband. Let's go downstairs.

    Sst, liefste maak je echtgenoot niet wakker en kom mee naar beneden!

  • husband = echtgenoot
  • My second husband was all right, but the third one... dear oh dear!

    Mijn tweede echtgenoot, dat ging wel, maar mijn derde ... holala !

  • downstairs = beneden
  • Ssh, darling, don't wake your husband. Let's go downstairs.

    Sst, liefste maak je echtgenoot niet wakker en kom mee naar beneden!

  • wake = wakker maken
  • Ssh, darling, don't wake your husband. Let's go downstairs.

    wakker maken

  • alone = alleen
  • That is some loser who just won't leave me alone.

    Dat is een sukkel die me maar niet alleen wil laten.

  • at last = eindelijk
  • Oh, Alison, alone at last!

    Ach Alison, eindelijk alleen!

  • worry = zorgen
  • Not to worry. This table is big enough for the both of us.

    Geen zorgen. Deze tafel is groot genoeg voor ons allebei.

  • table = tafel
  • There are two chairs by the table.

    Er zijn twee stoelen bij de tafel

  • big = groot
  • She has pink hair and big sunglasses.

    groot

  • enough = genoeg
  • Not to worry. This table is big enough for the both of us.

    Geen zorgen. Deze tafel is groot genoeg voor ons allebei.

  • both of us = ons allebei
  • Not to worry. This table is big enough for the both of us.

    Geen zorgen. Deze tafel is groot genoeg voor ons allebei.

  • Meanwhile = Ondertussen
  • Meanwhile, a fourth character in this tale comes outside.

    Ondertussen komt buiten, een vierde personage in dit verhaal.

  • outside = buiten
  • I sit outside and look at the stars.

    buiten

  • fourth = vierde
  • ... third, fourth, fifth ...

    ... derde, vierde, vijfde ...

  • character = personage
  • Meanwhile, a fourth character in this tale, comes outside.

    Ondertussen komt buiten, een vierde personage in dit verhaal.

  • tale = verhaal
  • Meanwhile, a fourth character in this tale comes outside.

    Ondertussen komt buiten, een vierde personage in dit verhaal.

  • Too bad = Jammer
  • Too bad my husband has the keys to the bedroom.

    Jammer dat mijn man de sleutels van de slaapkamer heeft.

  • my husband = mijn man
  • Too bad my husband has the keys to the bedroom.

    Jammer dat mijn man de sleutels van de slaapkamer heeft.

  • keys = sleutels
  • Too bad my husband has the keys to the bedroom.

    Jammer dat mijn man de sleutels van de slaapkamer heeft.

  • bedroom = slaapkamer
  • going to the bedroom

    naar de slaapkamer gaan

  • hear = horen
  • I hear noises. The goddess of my dreams is still awake!

    Ik hoor iets! De godin van mijn dromen is dus nog wakker!

  • goddess = godin
  • I hear noises. The goddess of my dreams is still awake!

    Ik hoor iets! De godin van mijn dromen is dus nog wakker!

  • dreams = dromen
  • I hear noises. The goddess of my dreams is still awake!

    Ik hoor iets! De godin van mijn dromen is dus nog wakker!

  • awake = wakker
  • You mustn't fall asleep in class – you must stay awake.

    Je moet niet in de klas in slaap vallen - je moet wakker blijven

  • loser = sukkel
  • That is some loser who just won't leave me alone.

    Dat is een sukkel die me maar niet alleen wil laten.

  • I mean = ik bedoel
  • Oswald had a beautiful wife, Emily... I mean, Alison.

    Oswald had een prachtige echtgenote Emily ... ik bedoel, Alison.

  • alone = alleen
  • That is some loser who just won't leave me alone.

    Dat is een sukkel die me maar niet alleen wil laten.

  • happy = gelukkig
  • I'd be more than happy with a kiss on your cheek through this garbage hole.

    Ik ben al gelukkig met een kus op je wang door dit afvalgat!

  • Kiss = kus
  • He's a real romantic, isn't he, this admirer of yours. Kiss this, loverboy!

    Een echte romanticus, die bewonderaar van je Alison. Hier, kus dit maar, kwast.

  • cheek = wang
  • I'd be more than happy with a kiss on your cheek through this garbage hole.

    Ik ben al gelukkig met een kus op je wang door dit afvalgat!

  • garbage = afval
  • I'd be more than happy with a kiss on your cheek through this garbage hole.

    Ik ben al gelukkig met een kus op je wang door dit afval gat!

  • through = door
  • ... as well as through narrow streets.

    ... dan weer door smalle straatjes

  • lesson = les
  • I'll teach that cheeky bastard a lesson.

    Ik zal die brutale schoft een lesje te leren.

  • real = echte
  • He's a real romantic, isn't he, this admirer of yours. Kiss this, loverboy!

    Een echte romanticus, die bewonderaar van je Alison. Hier, kus dit maar, kwast.

  • romantic = romanticus
  • he's a real romantic, isn't he, this admirer of yours. Kiss this, loverboy!

    Een echte romanticus, die bewonderaar van je Alison. Hier, kus dit maar, kwast.

  • admirer = bewonderaar
  • He's a real romantic, isn't he, this admirer of yours. Kiss this, loverboy!

    Een echte romanticus, die bewonderaar van je Alison. Hier, kus dit maar, kwast.

  • Kiss = kus
  • He's a real romantic, isn't he, this admirer of yours. Kiss this, loverboy!

    Een echte romanticus, die bewonderaar van je Alison. Hier, kus dit maar, kwast.

  • quick = snel
  • Fresh air! quick!

    Frisse lucht! snel!

  • flood = overstroming
  • It's... it's the flood! No time to lose!

    Het is.. Het is de overstroming! Geen tijd te verliezen!

  • time = tijd
  • It's... it's the flood! No time to lose!

    Het is.. Het is de overstroming! Geen tijd te verliezen!

  • lose = verliezen
  • It's... it's the flood! No time to lose!

    Het is.. Het is de overstroming! Geen tijd te verliezen!

  • lost his mind = gek geworden
  • Everyone soon agreed: Oswald had lost his mind.

    Iedereen was er al snel over eens: Oswald is gek geworden.

  • Everyone = Iedereen
  • Everyone soon agreed: Oswald had lost his mind.

    Iedereen was er al snel over eens: Oswald is gek geworden.

  • woken up = gewekt
  • The villagers were woken up by the noise.

    De dorpsbewoners werden gewekt door het lawaai.

  • noise = lawaai
  • The villagers were woken up by the noise.

    De dorpsbewoners werden gewekt door het lawaai.

  • villagers = dorpsbewoners
  • The villagers were woken up by the noise.

    De dorpsbewoners werden gewekt door het lawaai.

  • Which = Wat
  • Which also happens to be my opinion!

    Wat ook toevallig mijn mening is!

  • happens = toevallig
  • Which also happens to be my opinion!

    Wat ook toevallig mijn mening is!

  • opinion = mening
  • Which also happens to be my opinion!

    Wat ook toevallig mijn mening is!

  • my = mijn
  • Which also happens to be my opinion!

    Wat ook toevallig mijn mening is!

  • my turn = mijn beurt
  • Lovely. Now it is my turn.

    Prachtig. Nu is het mijn beurt.

  • Reeve = rentmeester
  • Reeve is an old name for a steward.

    rentmeester

  • tale = verhaal
  • You can tell each other tales along the way.

    Je kan elkaar onderweg verhalen vertellen.

  • sure = zeker
  • I'm sure we could all do with a break, and this looks like a perfect spot.

    Ik weet zeker dat we allemaal een pauze kunnen gebruiken en dit ziet eruit als een perfecte plek.

  • break = pauze
  • I'm sure we could all do with a break, and this looks like a perfect spot.

    Ik weet zeker dat we allemaal een pauze kunnen gebruiken en dit ziet eruit als een perfecte plek.

  • spot = plek
  • He has a soft spot for you.

    Hij heeft een zwakke plek voor jou.

  • summoner = deurwaarder
  • The summoner kicks the door in.

    De deurwaarder trapt de deur in.

  • traveling = reizen
  • before we start traveling.

    voordat we gaan reizen.

  • returned = terugkeren
  • They returned from their journey.

    Ze keerden terug van hun reis.

  • supply = voorraad
  • The trader has a brand new supply. Top quality!

    De handelaar heeft een gloednieuwe voorraad. Top kwaliteit!

  • quality = kwaliteit
  • The trader has a brand new supply. Top quality!

    De handelaar heeft een gloednieuwe voorraad. Top kwaliteit!

  • brand new = gloednieuw
  • The trader has a brand new supply. Top quality!

    De handelaar heeft een gloednieuwe voorraad. Top kwaliteit!

  • stall = kraam
  • He intends to sell it in Canterbury, he has his own stall there.

    Hij is van plan om deze te verkopen in Canterbury, hij heeft daar zijn eigen kraam.

  • sell = verkopen
  • He intends to sell it in Canterbury, he has his own stall there.

    Hij is van plan om deze te verkopen in Canterbury, hij heeft daar zijn eigen kraam.

  • own = eigen
  • He intends to sell it in Canterbury, he has his own stall there.

    Hij is van plan om deze te verkopen in Canterbury, hij heeft daar zijn eigen kraam.

  • He intends = Hij is van plan
  • He intends to sell it in Canterbury, he has his own stall there.

    Hij is van plan om deze te verkopen in Canterbury, hij heeft daar zijn eigen kraam.

  • year = jaar
  • This year he brings pardons that can reduce your time in purgatory by a hundred thousand years!

    Dit jaar heeft hij zelfs aflaten die honderdduizend jaar van je tijd in het vagevuur verminderen!

  • reduce = verminderen
  • This year he brings pardons that can reduce your time in purgatory by a hundred thousand years!

    Dit jaar heeft hij zelfs aflaten die honderdduizend jaar van je tijd in het vagevuur verminderen!

  • purgatory = vagevuur
  • This year he brings pardons that can reduce your time in purgatory by a hundred thousand years!

    Dit jaar heeft hij zelfs aflaten die honderdduizend jaar van je tijd in het vagevuur verminderen!

  • hundred = honderd
  • This year he brings pardons that can reduce your time in purgatory by a hundred thousand years!

    Dit jaar heeft hij zelfs aflaten die honderdduizend jaar van je tijd in het vagevuur verminderen!

  • years = jaren
  • Why would I do that? For years I've been giving to friars like you...

    Waarom zou ik? Al jaren geef ik aan paters zoals jij ...

  • expensive = duur
  • The thief stole an expensive watch.

    De dief stal een duur horloge.

  • Of course = Natuurlijk
  • Of course, you are right.

    Natuurlijk, je hebt gelijk.

  • convince = overtuigen
  • He had to convince his clients to buy them.

    Hij moest zijn klanten overtuigen om ze te kopen.

  • clients = klanten
  • He had to convince his clients to buy them.

    Hij moest zijn klanten overtuigen om ze te kopen.

  • buy = kopen
  • He had to convince his clients to buy them.

    Hij moest zijn klanten overtuigen om ze te kopen.

  • always = altijd
  • He always tells them stories about horrible things happening to stingy people.

    Hij vertelt ze altijd verhalen over verschrikkelijke dingen dat er met gierig mensen zijn gebeurd.

  • stories = verhalen
  • He always tells them stories about horrible things happening to stingy people.

    Hij vertelt ze altijd verhalen over verschrikkelijke dingen dat er met gierig mensen zijn gebeurd.

  • horrible = verschrikkelijke
  • He always tells them stories about horrible things happening to stingy people.

    Hij vertelt ze altijd verhalen over verschrikkelijke dingen dat er met gierig mensen zijn gebeurd.

  • things = dingen
  • He always tells them stories about horrible things happening to stingy people.

    Hij vertelt ze altijd verhalen over verschrikkelijke dingen dat er met gierig mensen zijn gebeurd.

  • happening = gebeuren
  • He always tells them stories about horrible things happening to stingy people.

    Hij vertelt ze altijd verhalen over verschrikkelijke dingen wat met gierig mensen kan gebeuren.

  • stingy = gierig
  • He always tells them stories about horrible things happening to stingy people.

    Hij vertelt ze altijd verhalen over verschrikkelijke dingen wat met gierig mensen kan gebeuren.

  • people = mensen
  • people of all layers of society got to know each other better.

    mensen van alle rangen en standen leerden mekaar beter kennen.

  • collarbone = sleutelbeen
  • Your collarbones are the two long bones which run from your throat to your shoulders.

    Je sleutelbeenderen zijn de twee lange botten die lopen van de keel naar je schouders.

  • saint = heilige
  • A saint has lived an exemplary life.

    Een heilige heeft een voorbeeldig leven geleefd.

  • sell = verkoop
  • I sell all sorts of things

    Ik verkoop van alles

  • stock = voorraad
  • The trader is out of stock.

    De handelaar heeft geen voorraad meer.

  • soon = snel
  • But I'm expecting to get a fresh supply soon.

    Maar ik verwacht snel een nieuwe voorraad te krijgen.

  • writer = schrijver
  • The writer writes a book.

    De schrijver schrijft een boek.

  • saint = heilige
  • A saint has lived an exemplary life.

    Een heilige heeft een voorbeeldig leven geleefd.

  • expect = verwachten
  • But I'm expecting to get a fresh supply soon.

    Maar ik verwacht snel een nieuwe voorraad te krijgen.

  • remains = overblijfselen
  • The remains of the body.

    De overblijfselen van het lichaam.

  • cross = kruis
  • The cross is a christian symbol.

    Het kruis is een christelijk symbool.

  • holy = heilige
  • The church is a holy place.

    De kerk is een heilige plaats.

  • supper = avondeten
  • Pilgrims! supper's ready!

    Pelgrims, het avondeten is klaar!

  • ready = klaar
  • Pilgrims! Supper's ready!

    Pelgrims, het avondeten is klaar!

  • refreshing = verfrissend
  • A dive in the swimming pool is very refreshing.

    Een duik in het zwembad is zeer verfrissend.

  • move on = verder gaan
  • Alright, time to move on.

    Oke, tijd om verder te gaan.

  • logs = boomstammen
  • Who will help me clear up the logs?

    Wie helpt me de boomstammen terug te leggen?

  • clean up = opruimen
  • I'll clean up the leftover food.

    Ik zal de etensrestjes wel opruimen!

  • leftover food = etensrestjes
  • I'll clean up the leftover food.

    Ik zal de etensrestjes wel opruimen!

  • journey = reis
  • They made a long and exciting journey.

    Ze maakten een lange en spannende reis.

  • through = door
  • ... as well as through narrow streets.

    ... dan weer door smalle straatjes

  • narrow = smal
  • ... as well as through narrow streets.

    ... dan weer door smalle straatjes

  • people = mensen
  • I meet the nicest people.

    Ik kom de aardigste mensen tegen.

  • husband = echtgenoot
  • My second husband was all right, but the third one... dear oh dear!

    Mijn tweede echtgenoot, dat ging wel, maar mijn derde ... holala !

  • second = tweede
  • My second husband was all right, but the third one... dear oh dear!

    Mijn tweede echtgenoot, dat ging wel, maar mijn derde ... holala !

  • third = derde
  • first, second, third ...

    eerste, tweede, derde ...

  • Friendships = Vriendschappen
  • Friendships were forged...

    Vriendschappen werden gesmeed ...

  • forged = gesmeed
  • Friendships were forged...

    Vriendschappen werden gesmeed ...

  • stop swearing = stop vloeken
  • This is a ******* pilgrimage, will you stop swearing!

    Dit is een ****** pelgrimstocht. Wil je stoppen met vloeken!

  • innkeeper = herbergier
  • Where's the innkeeper?

    Waar is de herbergier?

  • fourth = vierde
  • ... third, fourth, fifth ...

    ... derde, vierde, vijfde ...