Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Engels Nederlands
  • favour = trekken voor
  • sleep late = uitslapen
  • in the attic = op zolder
  • share = delen
  • ... and you swore to him that you would share with your brothers?

    ... en je hebt gezworen dat je het zou delen met je broeders?

  • go on at = tekeergaan tegen
  • strict = streng
  • The teacher is very strict. Talking not allowed!

    De leraar is zeer streng. Praten niet toegestaan!

  • floor = verdieping
  • clothing allowance = kledinggeld
  • chores = karweitjes
  • do our share = steentje bijdragen
  • atmosphere = sfeer
  • divorce = echtscheiding
  • twins = tweeling
  • My cousins are twins.

    Mijn neefjes zijn een tweeling.

  • housework = huishoudelijk werk
  • domestic = huiselijk
  • anniversary = viering / verjaardag
  • neighbourhood = buurt
  • people next door = naaste buren
  • tension = spanning
  • bring up = opvoeden
  • provide for = onderhouden
  • engaged = verloofd
  • that my daughter is engaged to be married.

    verloofd

  • related = verwant / familie
  • family = gezin
  • relatives = familie
  • ancestors = voorouders
  • nephew = neef
  • niece = nicht
  • cousin = neef / nicht
  • great = achter
  • grandchildren = kleinkinderen
  • in-laws = aangetrouwde familie
  • fiancĂ© = verloofde (m)
  • fiancĂ©e = verloofde (v)
  • godfather = peetvader
  • brother-in-law = zwager
  • I don't like my brother-in-law.

    Ik vind mijn zwager niet aardig.

  • sister-in-law = schoonzus