Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Engels Nederlands
  • cinema = bioscoop
  • Would you like to go to the cinema with me?

    Wil je naar de bioscoop met me?

  • screen = scherm
  • cast = rolbezetting
  • interval = pauze
  • available = beschikbaar
  • sold out = uitverkocht
  • splendid = schitterend
  • magnificent / splendid

    schitterend

  • magnificent = schitterend
  • magnificent / splendid

    schitterend

  • theatre = schouwburg, theater
  • play = toneelstuk
  • She was the star in the play.

    Ze was de ster in het toneelstuk.

  • actor = toneelspeler, acteur
  • actress = toneelspeelster, actrice
  • stage = toneel, podium
  • spotlight = schijnwerper
  • part = rol
  • party = feest
  • ... and threw a big party for all his friends.

    ... en gaf een groot feest voor al zijn vrienden.

  • to promise = beloven
  • promise = belofte
  • to regret = betreuren
  • it's a pity = wat jammer
  • trick = truc
  • trick

    truc / streek

  • conjurer = goochelaar
  • magic = toverkracht
  • score = twintigtal
  • to shriek = gillen
  • hardly ... when = nauwelijks ... of