Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Engels Nederlands
  • drive = rijden / autorijden
  • get along with = goed kunnen opschieten
  • lazy = lui
  • postcard = ansichtkaart
  • prefer = liever doen
  • sail = varen / zeilen
  • stay at home = thuisblijven
  • sunbathe = zonnebaden
  • weather = weer
  • whole = hele
  • 12 noon / midday = 12 uur 's middags / 12 uur
  • desert = woestijn
  • hostel = jeugdherberg
  • mood = bui / stemming / humeur
  • short-sleeved / short sleeve = met korte mouwen
  • staff = medewerkers
  • stay = verblijven
  • sunscreen / sun cream = zonnebrandcrème
  • swimwear = zwemspullen
  • toiletries = toiletartikelen
  • top = truitje
  • towel = handdoek
  • desk = balie
  • downstairs = beneden
  • food court = restaurant
  • fully booked = vol / volgeboekt
  • guided tour = rondleiding met gids / rondleiding
  • headache = hoofdpijn
  • joking = grapjes maken
  • look around = rondkijken
  • main entrance = hoofdingang
  • out of order = buiten werking
  • quite a lot = vrij veel
  • show around = rondleiden
  • excited = opgewonden
  • front door = voordeur
  • homesick = heimwee
  • host family = gastgezin
  • house rules = huisregels
  • put down = neerleggen
  • roommate / housemate / flatmate = kamergenoot
  • spare key = reservesleutel
  • thirsty = dorst hebben
  • back door = achterdeur