Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Engels Nederlands
  • brother = broer
  • cow = koe
  • dad / father = vader
  • different = verschillend
  • dog = hond
  • family = gezin
  • good at = goed in
  • granny = oma
  • horse = paard
  • mom / mum / mother = moeder
  • parents = ouders
  • answer = antwoord
  • crazy = gek
  • eyes = ogen
  • funny = leuk
  • glad = blij
  • hair = haar
  • live = wonen
  • nice = aardig
  • play = spelen
  • angry = boos
  • cycle = fietsen
  • fair = eerlijk
  • happy = blij / vrolijk / gelukkig
  • nervous = zenuwachtig / nerveus
  • address = adres
  • adult = volwassene
  • cell phone = mobiele telefoon
  • city = stad
  • dream = droom
  • easy = gemakkelijk / makkelijk
  • enjoy = leuk vinden
  • favourite = favoriete / favoriet
  • first name = voornaam
  • forget = vergeten
  • last name = achternaam
  • listen to music = luisteren naar muziek
  • proud = trots
  • question = vraag
  • quiet = rustig / stil
  • sad = verdrietig / droevig
  • scared = bang
  • short / small = klein
  • shy = verlegen
  • silly = mal
  • sister = zus
  • sometimes = soms
  • speak = spreken
  • tall = lang
  • thin = dun
  • tired = moe
  • upset = overstuur
  • watch = kijken naar
  • wear = dragen van kleding / dragen
  • write = schrijven / opschrijven