Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Engels Nederlands
  • autograph = handtekening
  • current = huidige
  • event = evenement
  • Good luck. = Succes.
  • look forward to = uitzien naar / zich verheugen op
  • musician = muzikant
  • neighbour = buurman / buurvrouw
  • perform = optreden (werkwoord) / optreden
  • performance = optreden
  • wonder = zich afvragen
  • accident = ongeluk
  • boots = laarzen
  • careful = voorzichtig
  • close to = dichtbij
  • complain = klagen
  • danger = gevaar
  • Don't worry. = Maak je geen zorgen.
  • downstairs = beneden
  • everyday = alledaags / gewoon
  • lift = optillen
  • lighter = aansteker
  • ordinary = gewone
  • save = redden
  • scarf = sjaal
  • admire = bewonderen
  • asleep = in slaap
  • celebrate = vieren
  • confident = zelfverzekerd
  • ginger = oranje
  • improve = verbeteren / beter worden
  • incredible = ongelofelijk
  • looks = uiterlijk
  • profession = beroep
  • row = roeien
  • runner = hardloper
  • skills = vaardigheden
  • succeed = succes hebben / slagen
  • talented = getalenteerd
  • bracelet = armband
  • enemy = vijand
  • female = vrouwelijk / dames
  • glove = handschoen
  • mask = masker
  • picture = foto
  • power = kracht / macht
  • protect = beschermen
  • show = programma
  • speed = snelheid
  • tourist = toerist
  • weapon = wapen