Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Engels Nederlands
  • castle = kasteel
  • charge = prijs
  • crusade = kruistocht
  • dress up as = verkleden als
  • forest = bos
  • gang = bende / groep
  • giant = reus
  • leaflet = brochure
  • noble = edel
  • pass = voorbijgaan
  • sheriff = hoofd van de politie
  • tournament = toernooi
  • yearly = jaarlijks
  • coast = kust
  • escape = ontsnappen
  • expect = verwachten
  • foggy = mistig
  • get lost = verdwalen
  • hurt = gewond
  • mime = nadoen
  • rescue worker = reddingswerker
  • trap = val
  • wave = golf
  • break-in = inbraak
  • burglar = inbreker
  • complete = volledig
  • crawl = krioelen
  • produce = maken
  • recipe = recept
  • scream = schreeuwen
  • sting = steek
  • wart = wrat
  • a dream come true = perfect / kan niet beter
  • a while = eventjes / een tijdje
  • abroad = in het buitenland / naar het buitenland
  • hopeless = hopeloos
  • let down = teleurstellen
  • on and off = aan en uit
  • promise = beloven
  • puppy = jong hondje
  • whether = of