EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Engels
Malmberg
Realtime
3h
3h-H2-EN
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Engels
Nederlands
arcade
=
speelhal
advanced
=
geavanceerd
virtually
=
praktisch / zo goed als
election campaign
=
verkiezingscampagne
have high hopes
=
hoge verwachtingen hebben
feature
=
mogelijkheid / functie
deceptive
=
bedrieglijk / bedrieglijke / misleidend / misleidende
haunt
=
rondwaren in / rondwaren
assign
=
toewijzen
moderator
=
bemiddelaar / moderator
alternate
=
afwisselen
deliberate
=
overleggen
narrator
=
verteller
snapshot
=
kiekje / momentopname
so-called
=
zogenaamd
human interest
=
persoonlijk element / persoonlijke elementen / gevoelsinbreng
hurdles
=
horden
overall
=
totaal- / totaal
rocky
=
rotsachtig
tycoon
=
magnaat
growth
=
groei
flourish
=
succes hebben / bloeien / floreren
manufacturer
=
fabrikant
questionnaire
=
vragenlijst
bug / malfunction
=
fout / defect
distribute
=
verspreiden
capabilities
=
capaciteiten / mogelijkheden
motion sensor
=
bewegingssensor
successor
=
opvolger
found
=
oprichten
twist
=
draai
acclaim
=
prijzen / toejuichen
policy
=
beleid
motor skills
=
motoriek / motorische vaardigheden
social skills
=
sociale vaardigheden
obstacle
=
obstakel
creativity
=
creativiteit
arrow keys
=
pijltjestoetsen
time limit
=
tijdslimiet
assemble
=
verzamelen
legible
=
leesbaar
packaging
=
verpakking
prominently
=
in het oog vallend / opvallend
scale
=
afmetingen
appoint
=
aanwijzen
be a good sport
=
je sportief gedragen
misspell
=
verkeerd spellen
gradually
=
geleidelijk aan / langzamerhand
before time runs out
=
voordat de tijd op is / voor het te laat is
submit
=
indienen / voorleggen
yarn
=
garen
small talk
=
gepraat over koetjes en kalfjes
host
=
organisator zijn van / gastheer zijn van / gastvrouw zijn van
vary
=
variƫren / uiteenlopen
evolve
=
zich ontwikkelen
competitive
=
concurrerend / prestatiegericht
split
=
opdelen / splitsen
assure
=
verzekeren
attendance
=
opkomst / aantal aanwezigen
beverage
=
drankje
commit
=
plegen / begaan
detection
=
ontdekking
scheme
=
plannen smeden
blackmail
=
afpersen / chanteren
rumour has it
=
het gerucht gaat
elusive
=
moeilijk te vangen / ongrijpbaar
compatible
=
verenigbaar / aansluitbaar
alliance
=
verbintenis / verbond