Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Engels Nederlands
  • have money left = geld over hebben
  • tempting = verleidelijk
  • must-have = iets wat je moet hebben
  • consumer = consument
  • purchase = aankoop
  • remaining = overgebleven
  • necessities = benodigheden / essentiĆ«le dingen
  • on display = in de etalage / tentoongesteld
  • stick to / maintain = je houden aan
  • savings = spaargeld
  • whether = of
  • keep track of = bijhouden
  • blueberry = bosbes
  • merchandise = handelswaar / koopwaar
  • weather forecaster = weerman / weervrouw
  • be in debt = schulden hebben
  • by the time = tegen de tijd
  • owe something to someone = iets aan iemand verschuldigd zijn
  • laidback = onbezorgd / ontspannen
  • attitude = houding
  • have an overdraft = rood mogen staan bij de bank
  • drift towards = langzaam in de richting gaan van
  • lead by example = het goede voorbeeld geven
  • overspending = te veel geld uitgeven
  • no matter = zonder te kijken naar / ongeacht
  • draw up / set = opstellen / maken
  • struggle = vechten
  • cash withdrawal = geldopname
  • suit = bevallen / passen bij
  • be at a loose end = niet veel geld hebben
  • window shop = etalages bekijken
  • position = functie
  • compulsory = verplicht / verplichte
  • GCSE = soort vmbo-t-examen
  • A level exam / A level = soort vwo-examen
  • warehouse = magazijn
  • legal = wettelijk / wettelijke
  • vacancy = vacature
  • conviction = veroordeling
  • convict = veroordelen
  • offence = overtreding
  • reference = referentie
  • voluntary = vrijwilligers
  • pastry chef = banketbakker
  • apprenticeship = stage (in het middelbaar beroepsonderwijs) / stage
  • on-the-job training = training in de praktijk / stage
  • competitor = deelnemer aan een wedstrijd
  • luck = geluk / toevalstreffer
  • anyway = eigenlijk
  • as long as = zolang
  • mate = kameraad
  • buzz / excitement = gevoel van opwinding / opwinding
  • take off = afpakken
  • land = landen / neerkomen
  • compulsion / addiction = verslaving
  • IOU = schuldverklaring (geld) / schuldverklaring
  • stakes = inzet / risico
  • rush = golf van opwinding
  • have no qualms about = geen bezwaar hebben tegen
  • recognise = herkennen
  • frequency = frequentie / regelmaat
  • distracted = afgeleid
  • curfew = avondklok
  • instant = onmiddellijk
  • eliminate = uitbannen / verwijderen
  • in moderation = met mate