Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Engels Nederlands
  • in touch with = in contact met
  • editorial meeting = redactievergadering
  • particular = bepaald
  • printing press = drukkerij
  • qualification = bewijs van geschiktheid
  • certificate = certificaat
  • computing = computerwetenschappen
  • straight-A student = uitmuntende leerling
  • examination board = examencommissie
  • repeatedly = steeds weer
  • regrettable = betreurenswaardig
  • praise = loven
  • initially = aanvankelijk
  • reward = beloning
  • poacher = stroper
  • grant = subsidie
  • advantage = voordeel
  • censorship = censuur
  • conspiracy = complot
  • target = als doel uitkiezen
  • deliberate = overleggen
  • integral = belangrijk
  • sentence / condemn = veroordelen
  • plead guilty = schuld bekennen
  • defendant = beschuldigde
  • portray = afschilderen
  • freed on bail = op borgtocht vrijgelaten
  • curfew = tijd waarop je thuis moet zijn
  • watchdog = waakhond
  • get pilloried = zware kritiek krijgen
  • spokesperson = woordvoerder
  • in relation to = met betrekking tot
  • appropriate = geschikt
  • lenient = mild
  • ransack = doorzoeken
  • bring to justice = voor het gerecht brengen
  • roam = ronddwalen
  • allegedly = naar men zegt
  • identify = identificeren
  • retaliation = wraak
  • the other way round = andersom
  • descriptive = beschrijvend
  • collide = botsen
  • asphalt = asfalt
  • frenzied = opgewonden
  • severely = ernstig
  • traffic diversion = verkeersomleiding
  • emergency services = hulpdiensten
  • as yet = tot nu toe
  • staged = in scène gezet
  • anchor = presentator
  • terror = angst
  • rival = rivaliserend
  • feature = aandacht besteden aan
  • blame = de schuld geven
  • resort to = zijn toevlucht nemen tot
  • patrol officer = politieagent
  • notification = mededeling
  • large scale = grootschalig
  • proximity = nabijheid
  • shoreline = vloedlijn
  • thrash about = spartelen
  • luckily / thankfully = gelukkig
  • disoriented = gedesoriënteerd
  • supposed = zou moeten
  • downfall = val
  • acceptance speech = dankwoord
  • aptly = toepasselijk
  • crunch time = periode van hard werken
  • student union = studentenvereniging
  • relieve = verlichten
  • in conjunction with = in samenwerking met
  • agitated = geërgerd
  • astonished / stunned = stomverbaasd
  • non-existent = niet-bestaand
  • naive = naïef
  • royal = koninklijk
  • addition = toevoeging
  • policy = beleid
  • be clueless = geen idee hebben
  • monitor = toezicht houden op