Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Engels Nederlands
  • across = aan de overkant van
  • at the end of = aan het einde van
  • big = groot
  • by = bij/naast
  • to cross = oversteken
  • expensive = duur
  • first = eerste
  • handy = handig/nuttig
  • in front of = vóór
  • left = links
  • near = dichtbij
  • popular = populair/gewild
  • right = rechts
  • second = tweede
  • small = klein
  • the bus stop = de bushalte
  • the café = het café
  • the change = het wisselgeld
  • the cheese = de kaas
  • the egg = het ei
  • the instrument = het instrument
  • the path = het pad
  • the receipt = de bon
  • the road = de weg
  • the sandwich = de boterham
  • the station = het station
  • the steak = het rundvlees
  • thick = dik
  • to explain = uitleggen
  • to keep = houden
  • to order = bestellen
  • to pay = afrekenen
  • to take = nemen
  • to treat = trakteren
  • too = te