Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Engels Nederlands
  • at / on = aan
  • behind = achter
  • fit = fit
  • how = hoe
  • must = moet
  • on = op
  • over here = hierheen
  • quiet = stil
  • quietly = rustig
  • quite = nogal
  • right-hand = rechterhand
  • the attic = de zolder
  • the basement = de kelder
  • the bathroom = de badkamer
  • the bedroom = de slaapkamer
  • the choice = de keus
  • the coin = de munt
  • the coin slot = de gleuf
  • the cutlery = het bestek
  • the dishwasher = het vaatwasmachine
  • the entrance hall = de entreehal
  • the floor = de vloer
  • the garage = de garage
  • the hallway = de gang
  • the jug = de kan
  • the kitchen = de keuken
  • the living room = de woonkamer
  • the office = het kantoor
  • the peg = het kapstokhaakje
  • the rule = de regel
  • the screen = het scherm
  • the settings = de instellingen
  • the shelf = de plank
  • the side = de zijde
  • the spout = het tuitje
  • the stairs = de trap
  • the sweet = het snoepje
  • the switch = de knop
  • the wall = de muur
  • through = doorheen
  • to allow = toestaan
  • to choose = kiezen
  • to leave alone = alleen laten
  • to offer = aanbieden
  • to play = spelen
  • to show = laten zien
  • to stack = stapelen
  • to switch = omschakelen
  • to switch off = uitzetten
  • to switch on = aanzetten
  • to turn = draaien
  • to warm up = opwarmen
  • top = bovenste
  • twice = twee keer