Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Engels Nederlands
  • from ‘mogen (see Grammar Section 8) = mag
  • may, to be allowed to = mogen
  • something = iets
  • (to) ask = vragen
  • where = TRUE
  • central station = het centraalstation
  • rather, quite = nogal
  • far = ver
  • the best thing = het beste
  • (to) take = nemen
  • or = of
  • from ‘zeggen' = zegt
  • (to) say = zeggen
  • number 10 = lijn 10
  • at the other side, across = aan de overkant
  • how much / many = hoeveel
  • (to) cost = kosten
  • by train = met de trein
  • London = Londen
  • single / one–way ticket = de enkele reis
  • I am sorry = het spijt me
  • (to) understand = verstaan
  • again = nog een keer
  • (to) go = gaan
  • through = via
  • for, beforeeen / before; here: to = voor
  • a six year old = een kind van zes
  • one more question = nog een vraag
  • late = laat
  • (to) leave = vertrekken
  • x times = x keer
  • a day = per dag
  • at ... (o'clock) = om ...
  • half past 12 = half één
  • in the morning = ‘s ochtends / ‘s morgens
  • when = wanneer
  • in the afternoon = 's middags
  • in the evening = 's avonds
  • at night = 's nachts
  • at 9 = om negen uur
  • (to) write down = opschrijven
  • (to) write = schrijven
  • of course, sure = ja zeker
  • here: here you are = alstublieft
  • your (formal: see Grammar Section 14) = uw
  • information = de informatie
  • time = de tijd
  • it's = het is
  • quarter = kwart
  • over, here: past = over
  • half = half