Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Frans Nederlands
  • trouver = vinden
  • donner = geven
  • la place = het plein
  • surtout = vooral
  • le quartier = de wijk
  • ici = hier
  • travailler = werken
  • une pomme = een appel
  • Combien de tomates? = Hoeveel tomaten?
  • s’il te plaît = alsjeblieft (in vraag) / alsjeblieft
  • voilà = alsjeblieft (als je iets geeft) / alsjeblieft
  • une tranche de jambon = een plak ham