EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Frans
De Uitgeversgroep
FRA 0 op A1-niveau FRA A1
A1 - Deel Vrijetijdssector - 1e editie
FRA 0, hoofdstuk 5
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Frans
Nederlands
joindre une photo
=
een foto bijvoegen
en annexe
=
als bijlage / bijlage, de
je te parle de ma famille
=
Ik vertel je over mijn gezin/familie
l’employée de l’agence de voyages
=
de reisbureaumedewerkster
l’agence de voyages
=
het reisbureau
le directeur de l’hôtel
=
de directeur van het hotel
une animatrice
=
een spelbegeleidster
le *hobby
=
de hobby
s’intéresser à
=
belangstelling hebben voor
il joue au tennis, au foot
=
hij speelt tennis , voetbal
la prochaine fois
=
de volgende keer
aller au cinéma
=
naar de bioscoop gaan
aller à la discothèque
=
naar de disco gaan
patiner/faire du patinage
=
schaatsen
faire de la voile
=
zeilen
pêcher
=
vissen
faire du cheval
=
paardrijden
faire du vélo
=
fietsen
surfer/faire de la planche à voile
=
surfen
lire un livre
=
een boek lezen
écouter de la musique / écouter la musique
=
muziek luisteren
le cuisinier
=
de kok
le fichier envoyé
=
het verstuurde bestand
transférer
=
doorsturen
la connection
=
de verbinding
rechercher
=
zoeken
le courrier/le courriel
=
de mail
boîte de réception
=
postvak in
accueil
=
ontvangst
supprimer
=
verwijderen
déplacer
=
verplaatsen
fermer la session
=
afsluiten
courrier/courriel indésirable
=
ongewenste mail
confidentiel
=
vertrouwelijk
rétablissement
=
beterschap
le cinéma
=
bioscoop, de
la lettre
=
brief, de
la fête
=
feest, het
félicitations
=
gefeliciteerd
bonne année
=
gelukkig nieuwjaar
bon voyage
=
goede reis
salutation
=
groet
saluer
=
groeten
à gauche
=
links
le déjeuner
=
lunch, de
bon weekend
=
prettig weekend
parfois
=
soms
sportif
=
sportief
bon courage
=
sterkte
le ping-pong
=
tafeltennis
la tante
=
tante, de
s’entrainer
=
trainen
le match
=
wedstrijd, de
se trouver
=
zich bevinden