EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Frans
ThiemeMeulenhoff
Carte Orange
1 vmbo-g-t
1 vmbo gt/havo - Unité 1
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Frans
Nederlands
un pays
=
een land
une ville
=
een stad
un village
=
een dorp
une auto
=
een auto
l’autoroute
=
de autosnelweg
le car
=
de autobus
le train
=
de trein
le train de Paris à Lille
=
de trein van Parijs naar Lille
à
=
naar
deux filles
=
twee meisjes
deux garçons
=
twee jongens
il
=
hij
il s’appelle
=
hij heet
il habite
=
hij woont
à / dans / dans
=
in
sport préféré
=
lievelingssport
le football
=
voetballen
voilà
=
daar is
elle
=
zij
aussi
=
ook
elle est
=
zij is
la classe
=
de klas
c'est
=
dat is / het is
un copain
=
een vriend
le roller
=
rolschaatsen / skaten
nouvelle
=
nieuw
le quartier
=
de buurt
oui
=
ja
non
=
nee
un peu
=
een beetje
il y a
=
er is
ça va
=
het gaat wel
j’ai
=
ik heb
et
=
en
comment
=
hoe
sympa
=
aardig
mais
=
maar
demain
=
morgen
le collège
=
de middelbare school
bien
=
goed
le copain
=
de vriend
je suis
=
ik ben
au revoir
=
tot ziens
elle rencontre
=
zij ontmoet
bonjour Estelle
=
dag Estelle
merci
=
dank je / dank u
salut Florian
=
hoi Florian
la copine
=
de vriendin
de
=
van
donc
=
dus
c’est ça
=
inderdaad / zo is het
Bonjour.
=
Dag.
Ça va?
=
Hoe gaat het?
Ça va bien.
=
Het gaat goed.
Salut.
=
Hoi.
Merci.
=
Dank je wel. / Dank u wel.
Au revoir.
=
Tot ziens.