EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Frans
ThiemeMeulenhoff
Carte Orange
1 vmbo-g-t
1 vmbo gt/havo - Unité 9
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Frans
Nederlands
le pain
=
het brood
le riz
=
de rijst
la salade
=
de sla / de salade
le poulet
=
de kip
la viande
=
het vlees
la pomme
=
de appel
la crêpe
=
de pannenkoek / het flensje
le sel
=
het zout
le poivre
=
de peper
le sucre
=
de suiker
le poivron
=
de paprika
le jambon
=
de ham
le fromage
=
de kaas
l’eau / l'eau
=
het water
la glace
=
het ijs / het ijsje
le vin
=
de wijn
le lait
=
de melk
le beurre
=
de boter
l'oeuf
=
het ei
le café
=
de koffie / het café
le verre
=
het glas
la bouteille
=
de fles
le goût
=
de smaak
le cuisinier
=
de kok
la tâche
=
de taak
la recette
=
het recept
originale
=
origineel
la base
=
de basis
assez
=
tamelijk
par exemple
=
bijvoorbeeld
blanche
=
wit
délicieux
=
heerlijk
déguster
=
proeven
le plat
=
de schotel / het gerecht
la préparation
=
de bereiding
l’ingrédient
=
het ingrediënt
ensuite
=
vervolgens
la réflexion
=
het nadenken
désigner
=
aanwijzen
gagnante
=
winnend
garni
=
gegarneerd
bon appétit
=
smakelijk eten
le week-end
=
het weekend
avoir envie de
=
zin hebben om
faire la cuisine
=
koken
emporter
=
meenemen
le camping
=
de camping
chaque
=
elk
puer
=
stinken
le restaurant
=
het restaurant
fermer
=
sluiten
les frites
=
de frites
la première année
=
het eerste jaar
bien sûr
=
natuurlijk
pendant
=
tijdens
avoir soif
=
dorst hebben
boire
=
drinken
le coca
=
de cola
il ouvre
=
het gaat open
la vaisselle
=
de afwas
vous voulez
=
jullie willen / u wilt
un sandwich au jambon
=
een sandwich met ham
avoir faim
=
honger hebben
la bière
=
het bier
le projet
=
het plan
beau
=
mooi (m)
belle
=
mooi (v)
le degré
=
de graad
le soleil
=
de zon
tellement
=
zo
en plus
=
bovendien
le vent
=
de wind
faire des courses
=
boodschappen doen
la tomate
=
de tomaat
le kilo
=
de kilo
le melon
=
de meloen
la pièce
=
per stuk
et avec ça?
=
anders nog iets?