Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Frans Nederlands
  • habiter = wonen
  • sur = op
  • notre = ons, onze / ons / onze
  • comme = net als, zoals / net als / zoals
  • on a = we hebben
  • ona = wij hebben
  • la salle de séjour = de woonkamer
  • la cuisine = de keuken
  • la salle de bains = de badkamer
  • la chambre = de slaapkamer
  • grand, grande / grand / grande = groot
  • chez vous = bij jullie
  • alors = dus, dan / dus / dan
  • petit, petite / petit / petite = klein
  • il y a = er is, er zijn / er is / er zijn
  • le jardin = de tuin
  • l’eau = het water
  • la mère = de moeder
  • elle a fait = zij heeft gemaakt / ze heeft gemaakt
  • jolie / joli = leuk / mooi
  • aimer = houden van, het fijn vinden / houden van / het fijn vinden
  • la vue = het uitzicht
  • les voisins = de buren
  • loin = ver
  • mettre = zetten
  • très fort = heel hard