Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Frans Nederlands
  • le professeur = de leraar
  • un élève / une élève = de leerling
  • un exposé = een spreekbeurt
  • un exercice = een oefening
  • les devoirs = het huiswerk
  • français = Frans
  • anglais = Engels
  • maths = wiskunde
  • le cahier = het schrift
  • le livre = het boek
  • le stylo = de pen
  • préparer = voorbereiden
  • faire = maken, doen / maken / doen
  • lundi = maandag
  • mardi = dinsdag
  • mercredi = woensdag
  • jeudi = donderdag
  • vendredi = vrijdag
  • samedi = zaterdag
  • dimanche = zondag
  • une heure = een uur
  • midi = 12 uur ’s middags / twaalf uur ’s middags