EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Frans
ThiemeMeulenhoff
Franconville
2 t-havo-vwo
2 thv-Etape1
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Frans
Nederlands
le souvenir
=
de herinnering
la rentrée
=
het begin van het schooljaar
passer
=
doorbrengen
été
=
geweest
l’Espagne
=
Spanje
un été
=
een zomer
faire du camping
=
kamperen
heureusement
=
gelukkig
il fait beau
=
het is mooi weer
la montagne
=
de berg
l’escalade
=
het klimmen
la randonnée
=
de wandeltocht
la nuit
=
de nacht
le refuge
=
de berghut
même
=
zelfs
marcher
=
lopen
la neige
=
de sneeuw
hier
=
gisteren
eu
=
gehad
le texto
=
de sms
en vacances
=
met vakantie
le Liban
=
Libanon
le pays
=
het land
la carte postale
=
de ansichtkaart
je crois
=
ik geloof
être allergique à
=
allergisch zijn voor
la crème solaire
=
de zonnebrandcrème
plein de
=
volop
le bouton
=
de pukkel
quelle horreur!
=
wat verschrikkelijk!
la pharmacie
=
de apotheek
rencontrer
=
ontmoeten
la Hollandaise
=
de Nederlandse
le reste
=
de rest
ensemble
=
samen
les Pays-Bas
=
Nederland
la langue
=
de taal
apprendre
=
leren
la Grèce
=
Griekenland
le Danemark
=
Denemarken
l’Italie
=
Italië
le geste
=
het gebaar
la main
=
de hand
le prof
=
de leraar
le mot
=
het woord
la phrase
=
de zin
par exemple
=
bijvoorbeeld
le VTT
=
de mountainbike, het mountainbiken / de mountainbike / het mountainbiken
la forêt
=
het bos
l’Angleterre
=
Engeland
le stage
=
de stage, de cursus / de stage / de cursus
un ado / une ado
=
een jongere
le début
=
het begin
on avait
=
we hadden
une activité
=
een activiteit
la nature
=
de natuur
le rafting
=
raften, wildwatervaren / raften / wildwatervaren
le parcours
=
het parcours, de route / het parcours / de route
dernier
=
laatste
pris
=
genomen
la survie
=
de survival
le matériel
=
het materiaal
préparer
=
bereiden, koken / bereiden / koken
le feu de camp
=
het kampvuur
trop bien
=
te gek