Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Frans Nederlands
  • viser à = op het oog hebben, erop mikken / op het oog hebben / erop mikken
  • une arrivée = een aankomst
  • envisager = overwegen
  • le fondateur = de stichter, de oprichter / de stichter / de oprichter
  • rédiger = opstellen
  • mentionner = vermelden, noemen / vermelden / noemen
  • en fonction de = door middel van, afhankelijk van / door middel van / afhankelijk van
  • sommaire = beknopt
  • le mode d'emploi = de gebruiksaanwijzing
  • planter = neerzetten
  • la commodité = het gemak
  • se revendiquer = zich opwerpen
  • la conscience = het bewustzijn
  • littéralement = letterlijk
  • faciliter = gemakkelijk maken
  • louable = prijzenswaardig
  • se déterminer = een besluit nemen
  • d'avance = bij voorbaat
  • se multiplier = zich vermenigvuldigen
  • la compréhension = het begrip
  • un hébergement = een huisvesting
  • en effet = inderdaad
  • accueillir = ontvangen
  • la dizaine = het tiental
  • un hôte = een gast
  • le patrimoine = het erfgoed
  • un artisan = een ambachtsman
  • convivial = gezellig
  • le peintre = de schilder
  • selon = volgens
  • compléter = aanvullen
  • passionnant = spannend
  • témoigner = getuigen
  • initier = inwijden
  • un itinéraire = een route
  • la commune = de gemeente
  • le panier = de mand
  • dominer = heersen over, uitsteken boven / heersen over / uitsteken boven
  • la découverte = de ontdekking
  • abondant = overvloedig
  • le front de mer = de boulevard
  • tourmenter = kwellen
  • remonter = teruggaan tot
  • la forêt = het bos
  • le vol = de vlucht
  • conserver = bewaren
  • déguster = proeven
  • le champ = het veld