Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Frans Nederlands
  • le contenu = de inhoud
  • ça concerne = het betreft
  • expliquer = uitleggen
  • la plainte = de klacht
  • le bruit = het lawaai
  • la fac / la faculté = de faculteit
  • la caméra cachée = de verborgen camera
  • Je vous en prie ! = Graag gedaan! / Geen dank!
  • en avoir marre = het zat zijn
  • l’amende = de boete
  • la clé = de sleutel
  • rembourser = terugbetalen
  • immédiatement = onmiddellijk
  • la valise = de koffer
  • indispensable = onmisbaar
  • se tromper = zich vergissen
  • la veille = de dag ervoor
  • la queue = de rij
  • se moquer de = belachelijk maken
  • suspect = verdacht
  • de toute façon = hoe dan ook
  • noter = noteren
  • C’est incroyable. = Het is ongelooflijk.
  • l’inconvénient = het nadeel
  • proposer une solution = een oplossing voorstellen
  • l’erreur = de vergissing
  • le malentendu = het misverstand
  • C’est incompréhensible. = Het is onbegrijpelijk.
  • Vous êtes sûr ? = Weet u het zeker?
  • résoudre un problème = een probleem oplossen