- Frans Nederlands
- descendre = afstappen
- et demi = anderhalf
- accompagnement = de begeleiding
- intérêt = de belangstelling
- maison de village = het buurthuis
- participation = de deelname
- continuer = doorgaan
- formel = formeel
- avec chance = hopelijk
- inscription = de inschrijving
- instruction = de instructie
- taille = de maat
- courriel = het mailtje
- collaborer = meedoen
- un moment = het ogenblik
- transport public = het openbaar vervoer
- monter = opstappen
- professionnel = professioneel
- avoir = staan
- envoyer à domicile = thuissturen
- lent = traag
- règle de trafic = de verkeersregel
- préalable = vooraf