EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Frans
De Uitgeversgroep
FRA 0 op A1-niveau/ FRA A1
A1 - Deel Vrijetijdssector - 1e editie
FRA 0, hoofdstuk 8
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Frans
Nederlands
elle travaille dans un hôtel
=
ze werkt in een hotel
il est directeur de l’hôtel
=
hij is directeur van het hotel
ma soeur est à l’université
=
mijn zus studeert aan de universiteit
elle habite là-bas
=
zij woont daar
les vacances
=
de vakantie
faire la vaisselle
=
afwassen
deux fois par semaine
=
twee keer per week
une fois par mois
=
een keer per maand
une seule fois
=
een enkele keer
assez grand
=
behoorlijk groot
sous
=
onder
une maison mitoyenne
=
een eengezinswoning
un appartement
=
een flat
un immeuble
=
een flatgebouw
le numéro de téléphone
=
het telefoonnummer
le numéro de portable
=
het mobiele nummer
la largeur
=
de breedte
la longueur
=
de lengte
les cheveux
=
de haren / haren, de
les yeux
=
de ogen
la couleur
=
de kleur
les couleurs
=
de kleuren
rouge
=
rood
jaune
=
geel
bleu clair
=
lichtblauw
vert
=
groen
noir
=
zwart
brun
=
bruin
brun clair
=
lichtbruin
gris
=
grijs
la maison
=
het huis
la salle de séjour
=
de woonkamer
la cuisine
=
de keuken
l’entrée (v) / le *hall
=
de hal
la chambre
=
de slaapkamer
la salle de bains
=
de badkamer
le garage
=
de garage
le jardin
=
de tuin
une maison individuelle
=
alleen staand huis
le bain
=
bad, het
le canapé
=
bank, de
le lit
=
bed, het
presque
=
bijna
une ferme
=
boerderij, een
le bureau
=
bureau, het
le plus souvent
=
het vaakst
dans la cuisine
=
in de keuken
l’armoire
=
kast, de
le frigo
=
koelkast, de
le yeux
=
ogen, de
la / le réceptionniste
=
receptioniste, de
parfois
=
soms
faire des études
=
studeren
pendant
=
tijdens
le lit double
=
tweepersoonsbed
le lavabo
=
wastafel, de
travailler
=
werken
se trouver
=
zich bevinden
un salon
=
zitkamer, een