EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Frans
ThiemeMeulenhoff
Libre Service vierde editie
VWO - Leerjaar 6 - 4e editie
6 vwo-Module Écrire, Totaal
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Frans
Nederlands
de eerste kennismaking met
=
l’initiation (f)
daarentegen
=
par contre
de uitwisseling
=
l’échange (m)
talloze
=
de nombreux
de wedstrijd
=
la compétition
nodig hebben
=
avoir besoin de / falloir
heel wat
=
bien des
zich bevinden
=
se trouver
ontwikkelen
=
développer
ver verwijderd
=
éloigné
bevorderen
=
favoriser
hetzelfde
=
pareil
onder / bij
=
parmi
ontmoeten
=
rencontrer
de slee
=
la luge
tijdens
=
lors de
hoog
=
élevé
taal
=
linguistique
ongetwijfeld
=
sans aucun doute
plaatsvinden
=
avoir lieu
skiën
=
faire du ski / skier
het langlaufen
=
le ski de fond
de wintersportplaats
=
la station de ski
de sneeuwpop
=
le bonhomme de neige
vriezen
=
geler
de val
=
la chute
sneeuwen
=
neiger
de steile piste
=
la piste raide
de schaats
=
le patin
de stoeltjeslift
=
le télésiège
ruim
=
spacieux
(on)beleefd
=
(im)poli
het blikje
=
la canette
de matras
=
le matelas
het stomen
=
le nettoyage à sec
ontvangen
=
accueillir
de spullen
=
les affaires (f pl)
de badplaats
=
la station balnéaire
de kluis
=
le coffre-fort
de benadering
=
l’approche (f)
toestaan / toelaten
=
admettre
waarschuwen
=
avertir
heel slecht
=
lamentable
(on)prettig
=
(dés)agréable
de netheid
=
la propreté
de gastvrijheid
=
l’hospitalité (f)
de gezelligheid
=
la convivialité
het ergste
=
le pire
het bakje
=
la barquette
de verhouding
=
le rapport
de zonsondergang
=
le coucher de soleil
het tij
=
la marée
het vissen
=
la pêche
zee
=
marin
de kust
=
la côte
de boei
=
la bouée
de pier
=
la jetée
de kwal
=
la méduse
het zand
=
le sable
de mossel
=
la moule
verleiden
=
séduire
de wijzerplaat
=
le cadran
de verzendkosten
=
les frais de livraison (m pl)
bestellen
=
commander
de diepte
=
la profondeur
de manier
=
la façon
eerder / liever
=
plutôt
de meerderheid
=
la majorité
tonen
=
afficher
de vergelijking (wiskunde)
=
l’équation (f)
de bevestiging
=
la confirmation
de berekening
=
le calcul
beschikken over
=
disposer de
gebruikelijk
=
habituel
vanaf
=
dès
de liefhebber
=
l’amateur (m)
vreemd / ongewoon
=
insolite
het horloge
=
la montre
ingewikkeld maken
=
compliquer
de wijzer
=
l’aiguille (f)
de tevredenheid
=
la satisfaction
de wijze van betalen
=
le mode de paiement
de werkdag
=
le jour ouvrable
bevestigen
=
valider
de beschikbaarheid
=
la disponibilité
een account aanmaken
=
créer un compte
aan het winkelmandje toevoegen
=
ajouter au panier
ruilen
=
échanger
het gratis retourneren
=
le retour gratuit
op voorraad
=
en stock
terugsturen
=
renvoyer
waarschijnlijk
=
sans doute
scherp / streng
=
sévère
het gerecht
=
le plat
schadelijk
=
néfaste
de vindingrijkheid
=
l’inventivité (f)
toekennen
=
décerner
ten doel hebben
=
viser à
de kennis
=
la connaissance
veeleisend
=
exigeant
kook
=
culinaire
de uitdaging
=
le défi
de strijd / het gevecht
=
le combat
de deskundigheid
=
la compétence
het oordeel
=
le jugement
de voeding
=
l’alimentation (f)
het tv-programma
=
l’émission (f)
het mes
=
le couteau
beoordelen
=
juger
overvloedig
=
copieux
… oud
=
âgé de …
bereiden
=
préparer
de afwasmachine
=
le lave-vaisselle
de gootsteen
=
l’évier (m)
de vriezer
=
le congélateur
het koffiezetapparaat
=
la cafetière
de kraan
=
le robinet
de (steel)pan
=
la casserole
de koelkast
=
le réfrigérateur / frigo
de broodrooster
=
le grille-pain
de oven
=
le four
de koekenpan
=
la poêle
blijken (te zijn)
=
s’avérer
het zwemmen
=
la baignade
de schat
=
le trésor
verzekeren
=
assurer
voeden / in het levensonderhoud voorzien
=
nourrir
kortom
=
bref
de beloning
=
la rémunération
(dwars) door / over
=
à travers
de windmolen
=
le moulin à vent
de klomp
=
le sabot
gedurende
=
durant
het koninkrijk
=
le royaume
makkelijk in de omgang
=
sociable
getuigen van
=
témoigner de
de dijk
=
la digue
voorbij
=
au-delà de
moedig
=
courageux
terwijl
=
alors que
de voorloper
=
le précurseur
het veld
=
le champ
de werkgever
=
l’employeur (m)
de baan
=
le poste
ontslaan
=
licencier
het sollicitatiegesprek
=
l’entretien d’embauche (m)
werken
=
bosser (fam.)
de werknemer
=
l’employé (m) / l’employée (f)
solliciteren naar
=
postuler pour
ontslag nemen
=
donner sa démission
de vacature
=
l’offre d’emploi (f)
in deeltijd werken
=
travailler à temps partiel