Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Frans Nederlands
  • progresser = vooruitkomen / vooruitgang boeken
  • le lieu = de plaats
  • au contraire = integendeel
  • pour cette raison = om die reden
  • se dépenser = zich inspannen
  • faciliter = makkelijk(er) maken
  • la soirée portes ouvertes = de open avond
  • prendre du recul = afstand nemen
  • travailler avec acharnement = stug doorwerken
  • la sérénité = de kalmte
  • se familiariser avec = zich vertrouwd maken met / wennen aan
  • l’astuce (f) = het trucje
  • indéniable = onbetwistbaar
  • tout d’abord = allereerst
  • la recette = het recept
  • à l’avance = van tevoren
  • lors de = tijdens
  • l’atout (m) = de troef / het pluspunt
  • efficace = efficiënt / doeltreffend
  • accompagner = vergezellen / begeleiden
  • l’ouvrage (m) = het werk
  • car = want
  • aborder = aansnijden / aanspreken
  • arriver à / parvenir à = erin slagen om
  • préserver = behouden
  • aérer sa tête = een luchtje scheppen
  • avec / sans modération = met / zonder mate
  • consulter = raadplegen
  • décalé = afwijkend
  • le surligneur = de markeerstift
  • le soutien scolaire = de studiehulp
  • la récré / récréation = de pauze
  • l’avenir (m) = de toekomst
  • l’exposé (oral) (m) = de presentatie / spreekbeurt
  • échouer = zakken
  • décourager = ontmoedigen
  • retenir = onthouden
  • le cours = de les
  • l’orientation (f) = de studie- of beroepskeuze