Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Frans Nederlands
  • la bagnole (fam.) = de auto
  • éloigné = afgelegen
  • ainsi = zo
  • négligeable = verwaarloosbaar / onbelangrijk
  • la contrainte = de verplichting
  • mortel = dodelijk
  • saturé = overvol / verzadigd
  • pénaliser = bestraffen
  • l’embouteillage (m) = de file
  • la source = de bron
  • consister à = bestaan uit
  • le siège = de stoel
  • bien que = hoewel
  • en revanche = daarentegen
  • le stationnement = het parkeren
  • être condamné à = veroordeeld zijn tot
  • la municipalité = het gemeentebestuur / de gemeente
  • les revenus (m pl) = de inkomsten
  • si = als
  • demeurer = blijven
  • l’esclavage (m) = de slavernij
  • aménager = inrichten / aanleggen
  • équipé de = voorzien van / uitgerust met
  • principal = belangrijkste
  • malgré = ondanks
  • déplorer = betreuren
  • accessible = toegankelijk
  • le permis (de conduire) = het rijbewijs
  • se débarrasser de = zich ontdoen van
  • imposer = opleggen
  • la rue à sens unique = de eenrichtingsstraat
  • la priorité = de voorrang
  • le carrefour = het kruispunt
  • faire demi-tour = keren (op de weg)
  • le panneau de circulation = het verkeersbord
  • le ralentisseur = de verkeersdrempel
  • le passage à niveau = de overweg
  • le virage = de bocht
  • le code de la route = de verkeersregels
  • la station d’essence = het tankstation