Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Frans Nederlands
  • le projet = het plan
  • tu dors (dormir) = jij slaapt (slapen)
  • l’étranger (m) = het buitenland
  • bronzer = bruin worden
  • le soleil = de zon
  • faire attention = opletten
  • obligatoire = verplicht
  • le voyage = de reis
  • le stage d’été = de zomercursus, het zomerkamp
  • interdit (interdire) = verboden (verbieden)
  • le départ = het vertrek
  • voyager = reizen
  • prudent = voorzichtig
  • la tasse = het kopje
  • je pars (partir) = ik vertrek (vertrekken)
  • s’arrêter = stoppen
  • rouler = rijden
  • rester = blijven
  • toucher = aanraken
  • dépêche-toi (se dépêcher) = haast je (zich haasten)
  • plonger = duiken
  • l’eau potable (f) = het drinkwater
  • téléphoner à = bellen
  • découvrir = ontdekken
  • juillet = juli