Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Frans Nederlands
  • Tu habites où? = Waar woon jij?
  • Comment tu t'appelles? = Hoe heet jij?
  • Tu as quel âge? = Hoe oud ben jij?
  • J'habite à = Ik woon in
  • Je m'appelle = Ik heet
  • Au revoir = Tot ziens
  • Salut = Hoi
  • Bonsoir = Goedenavond
  • Bonjour = Goedendag
  • Ça va mal = Het gaat slecht
  • Ça va super bien = Het gaat heel goed
  • Ça va bien = Het gaat goed
  • Comment ça va? = Hoe gaat het?
  • Une rue = Een straat
  • Un numéro = Een nummer
  • Une baguette = Een stokbrood
  • Un croissant = Een croissant
  • Une crêpe = Een pannenkoek
  • Un chat = Een kat
  • Un chien = Een hond