Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Frans Nederlands
  • pareil = hetzelfde
  • je me lève = ik sta op
  • nager = zwemmen
  • il est interdit de = het is verboden om
  • courir = rennen
  • tu te lèves = je staat op
  • se dépêcher = zich haasten
  • descends = kom naar beneden
  • déjeuner = ontbijten
  • se brosser les dents = zijn tanden poetsen
  • partir = vertrekken
  • se coucher = gaan slapen
  • le château = het kasteel
  • permettre = mogelijk maken
  • merveilleux = buitengewoon mooi
  • penser = denken
  • découvrir = ontdekken
  • un séjour = een verblijf
  • le savon = de zeep
  • le peigne = de kam
  • le dentifrice = de tandpasta
  • la brosse à dents = de tandenborstel
  • la trouse de toilette = de toilettas