Wozzol

Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.

  • Frans Nederlands
  • le sac à dos = de rugzak
  • lourd = zwaar
  • bronzé = gebruind
  • le lycée = de middelbare school
  • sûrement = zeker / vast
  • la piscine = het zwembad
  • quoi? = wat?
  • bosser = hard werken
  • en plus = bovendien
  • avoir envie de = zin hebben om
  • un poème = een gedicht
  • le poète = de dichter
  • le choix = de keus
  • prochain = volgend
  • gagner = winnen
  • ça m'est égal = dat maakt me niet uit
  • pas du tout = helemaal niet
  • la taille = de lengte
  • deviner = raden
  • refuser = weigeren
  • sentir = voelen / ruiken
  • pousser = duwen
  • le boulot = het werk
  • dire = zeggen
  • comprendre = begrijpen
  • le coude = de elleboog
  • compter sur = rekenen op
  • essayer = proberen
  • le crayon = het potlood
  • utiliser = gebruiken
  • voter = stemmen
  • s'inscrire = zich inschrijven
  • finir = eindigen
  • choisir = kiezen
  • entendre = horen
  • le jeu = het spel
  • une élection = een verkiezing
  • une réunion = een vergadering
  • la semaine = de week
  • un échange = een uitwisseling
  • étranger = buitenlands
  • la région = de streek
  • une nouvelle = een nieuwtje