EN
NL
FR
DE
ES
IT
Learn vocabulary
Tips
Study method
Start
Wozzol
Tips
Study method
About
Vocabulary lists
News
What can you do?
Learn vocabulary
Learn lines
Learn pictures
Explanation
FAQs
Articles
If you would like to learn more vocabulary in a foreign language please let us know.
Contact us
Vocabulary list
Vocabulary lists
Frans
Malmberg
D'accord2
4havo
4havo-H4-FN
Please check if the vocabulary list is correct before you learn it.
Actions
Open list to learn
Print the list as
flashcards
Export list as text file
Frans
Nederlands
autrement / différemment
=
anders
aveuglément
=
blindelings
avoir honte de
=
zich schamen om
comparer
=
vergelijken
complètement
=
volledig
conditionner
=
beïnvloeden
ils me vont encore
=
ze staan me nog
les fringues
=
de kleren
les vieilleries
=
de oude dingen
se moquer de
=
uitlachen
selon
=
volgens
supporter
=
verdragen
systématiquement
=
systematisch
tant mieux
=
des te beter
alors que
=
terwijl
au lieu de
=
in plaats van
certains
=
bepaalde
chaque
=
iedere
comme
=
zoals
couper l’envie
=
de zin ontnemen
de temps en temps
=
van tijd tot tijd
décourager / démoraliser
=
ontmoedigen
désormais
=
voortaan
douter
=
twijfelen
économiser
=
sparen
encourager
=
aanmoedigen
le chemin
=
de weg
la mauvaise note
=
het slechte cijfer
nombre de
=
vele
noter
=
een cijfer geven
pourtant
=
toch
punir
=
straffen
récompenser
=
belonen
réviser
=
de leerstof opnieuw leren
une façon de
=
een manier van
compenser
=
goedmaken
couper la faim
=
de eetlust remmen
des carottes râpées
=
geraspte worteltjes
des céréales
=
graanvlokken
dévorer
=
verslinden
du saucisson
=
worst
éplucher
=
schillen
faire attention à sa ligne
=
op je lijn letten
faire grossir
=
dik maken
grignoter
=
knabbelen
l’estomac
=
de maag
le miel
=
de honing
le yaourt
=
de yoghurt
résister à
=
weerstand bieden aan
tous les jours
=
alle dagen
tout le temps
=
de hele tijd
un friand
=
een saucijzenbroodje
un laitage
=
een zuivelproduct
une barre de chocolat
=
een reep chocola
une tartine
=
een boterham
avouer
=
bekennen
coûter la vie à
=
het leven kosten aan
demeurer
=
wonen
écraser
=
verpletteren
en état d’ivresse
=
in staat van dronkenschap
entendre au commissariat
=
op het politiebureau verhoren
éteindre
=
doven
interroger / interpeller
=
ondervragen
la cage de l’ascenseur
=
de liftschacht
la chute
=
de val
lancer une recherche
=
een onderzoek starten
le domicile
=
de woonplaats
le locataire
=
de huurder
le meurtre
=
de moord
le sommeil
=
de slaap
le suicide
=
de zelfmoord
le vide
=
het gat
menacer
=
bedreigen
mettre le feu à
=
in brand steken
rester coincé
=
vast blijven zitten
retirer de l’argent
=
geld pinnen
rouler en contresens
=
tegen de richting in rijden
s’immobiliser
=
tot stilstand komen
un bouton
=
een knop
un client régulier
=
een vaste klant
un distributeur
=
een geldautomaat
un incendie
=
een brand
un réseau
=
een netwerk
une autopsie
=
een lijkschouwing
une enquête policière
=
een politieonderzoek
une noyade
=
een verdrinking
une pilule
=
een pil
une poubelle
=
een vuilnisbak
visiblement
=
zichtbaar
conscient
=
bewust
en tête de
=
boven aan
enregistrer
=
opnemen
faire la rencontre de
=
ontmoeten
s’intituler
=
als titel hebben
sortir un album
=
een album uitbrengen
tenter sa chance
=
zijn geluk beproeven
un apprentissage musical
=
een muzikale vorming
un nom d’artiste / un nom de scène
=
een artiestennaam
reposer
=
neerzetten
sans
=
zonder
la fumée
=
de rook
le cendrier
=
de asbak
se lever
=
opstaan
le chapeau
=
de hoed
le manteau
=
de mantel
une parole
=
een woord
pleurer
=
huilen
s’en aller / s’éloigner
=
weggaan
une ombre
=
een schaduw
allumer
=
aansteken
sourire
=
glimlachen
défiler
=
voorbijtrekken
nulle part
=
nergens
la mémoire
=
het geheugen
un songe
=
een droom
un vide
=
een leegte
une pluie d’orage
=
een onweersbui
un arrêt
=
een halte
nu
=
bloot
le sable
=
het zand
bref
=
kort
ajouter
=
toevoegen
alimentaire
=
voedings
des crudités
=
rauwkost
équilibré
=
evenwichtig
frais
=
vers
imbattable
=
niet te verslaan
la matière grasse
=
het vet
la tranche de jambon
=
de plak ham
le gâteau
=
het taartje
le régime
=
het dieet
un avis
=
een mening
un tiers
=
een derde
juger
=
beoordelen
démodé
=
ouderwets
renvoyer
=
wegsturen
la perte
=
het verlies
vous vous ennuyez?
=
vervelen jullie je?
l’attitude
=
de houding
le traitement
=
de behandeling
remplacer
=
vervangen
un enseignant
=
een leerkracht
juste
=
rechtvaardig
disponible
=
beschikbaar
faire le bilan
=
de balans opmaken
quelle que
=
wat ook